ECLI:NL:RVS:2007:BA4658
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag om verblijfsvergunning asiel na terugkeer naar land van herkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Justitie tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, die op 8 februari 2007 een eerdere afwijzing van een asielaanvraag door de vreemdeling had vernietigd. De vreemdeling had eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, die op 23 mei 2005 was afgewezen. Na haar terugkeer naar Mongolië had zij een nieuwe aanvraag ingediend, waarbij zij stelde dat zij in Mongolië nog steeds door de politie werd gezocht in verband met de verdrinking van een kind. De voorzieningenrechter had geoordeeld dat de minister niet voldoende had onderbouwd waarom de nieuwe aanvraag niet op een zelfstandig feitencomplex was gebaseerd.
De Raad van State oordeelt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat voor de beoordeling of sprake is van een materieel vergelijkbare beslissing, niet alleen relevant is of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat zij naar Mongolië is teruggekeerd. De Raad stelt dat de voorzieningenrechter had moeten beoordelen of het asielrelaas van de vreemdeling, gebaseerd op nieuwe feiten na haar terugkeer, een zelfstandig karakter heeft ten opzichte van de eerdere afwijzing. Dit heeft de voorzieningenrechter ten onrechte achterwege gelaten, waardoor de grief van de minister slaagt.
De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens worden de proceskosten vastgesteld op € 322,00, met de bepaling dat de rechtbank beslist over de vergoeding van deze kosten.