ECLI:NL:RBSGR:2009:BM5527
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep na vrijwillig vertrek naar land van herkomst
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 december 2009 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Iraakse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. Na de afwijzing van zijn aanvraag op 25 februari 2009, heeft eiser vrijwillig Nederland verlaten op 21 april 2009, met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), en is hij teruggekeerd naar Irak. Tijdens de behandeling van het beroep bij de rechtbank, dat was ingesteld op 17 maart 2009, heeft eiser gesteld dat hij nog steeds asielmotieven heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ondertekening van een verklaring door eiser, waarin hij instemde met het intrekken van openstaande procedures, niet betekent dat het beroep bij de rechtbank is ingetrokken. De rechtbank concludeert dat eisers vrijwillige vertrek naar Irak betekent dat hij geen rechtens te honoreren belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook gekeken naar de omstandigheden waaronder eiser naar Irak is teruggekeerd en de nieuwe problemen die hij daar heeft ondervonden. Eiser heeft aangevoerd dat hij na zijn terugkeer in Irak opnieuw problemen heeft ervaren, waaronder de dood van zijn broer en mishandeling door de autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om aan te nemen dat eiser nog steeds recht heeft op asiel in Nederland. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij nog steeds een rechtens te honoreren belang heeft bij een rechterlijk oordeel over zijn asielaanvraag, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser de mogelijkheid heeft om een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in te dienen, die dan als een herhaalde aanvraag zal worden behandeld.
De uitspraak van de rechtbank is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.