ECLI:NL:RVS:2001:AE0473
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- H.W. Groeneweg
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 november 2001 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoeker, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, wilde voorkomen dat hij zou worden uitgezet gedurende de behandeling van zijn hoger beroep. De Staatssecretaris van Justitie had eerder op 4 mei 2001 de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank had op 6 september 2001 het beroep van verzoeker ongegrond verklaard, waarna verzoeker op 9 oktober 2001 hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter overwoog dat het instellen van hoger beroep geen schorsende werking heeft, wat betekent dat er een risico op uitzetting bestaat. Echter, de enkele omstandigheid dat een uitspraak van de rechtbank voor uitvoering vatbaar is, levert geen spoedeisend belang op zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoeker had niet gesteld dat de datum van zijn uitzetting aan hem was medegedeeld, waardoor onduidelijk bleef op welke termijn de uitzetting zou plaatsvinden. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking kwam.
De Voorzitter heeft het verzoek dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de Voorzitter, mr. H. Troostwijk, en ambtenaar van Staat, mr. H.W. Groeneweg, aanwezig waren.