ECLI:NL:RBZWB:2025:8325

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
25/2634
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

Op 26 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiser, die een WIA-uitkering had aangevraagd na uitval door rug-, schouder- en stemmingsklachten. De rechtbank beoordeelde of het UWV terecht had geweigerd om de uitkering toe te kennen. Eiser was van mening dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat en dat hij recht had op een hoorzitting. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de medische beoordeling voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiser en verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op de WIA-uitkering. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2634 WIA

uitspraak van 26 november 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen aan eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV dat terecht heeft gedaan. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Feiten en omstandigheden

2. Eiser werkte als algemeen medewerker verwerking voor 36,57 uur per week. Voor dat werk is hij op 24 december 2021 uitgevallen door onder andere rug-, schouder- en stemmingsklachten. Op 27 september 2023 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.

Procesverloop

3. Het UWV heeft met het besluit van 28 mei 2024 (primair besluit) geweigerd per 22 december 2023 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 30 april 2025 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, en namens het UWV is mr. I.P.H.M. van Lieshout verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
Wat beoordeelt de rechtbank?
4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Geen hoorzitting
6. Eiser heeft aangevoerd dat er ten onrechte geen hoorzitting heeft plaatsgevonden, terwijl hij daar wel recht op heeft. Er is wel een spreekuur met de arts bezwaar en beroep (arts b&b) van het UWV geweest, maar geen formele hoorzitting waarbij de gemachtigde van eiser ook formeel het woord had kunnen voeren. Dit schaadt het recht op hoor en wederhoor, aldus eiser.
6.1
De rechtbank stelt vast dat geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. Volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) leidt het ontbreken van een hoorzitting niet zonder meer tot een onzorgvuldig besluit. [1] Eiser is gezien op het spreekuur van 7 april 2025 van de arts b&b. Hierbij was ook de gemachtigde van eiser aanwezig. Uit het rapport van de arts b&b van 10 april 2025 blijkt dat de gemachtigde tijdens het spreekuur het bezwaarschrift heeft herhaald. Gelet hierop is het de rechtbank niet gebleken dat het recht op hoor en wederhoor is geschonden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
7. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arts b&b van het UWV.
7.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft eiser gesproken op het telefonisch spreekuur van 26 februari 2024. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser bekend is met schouderklachten rechts, passend bij een licht subacromiaal pijnsyndroom, chronische rugpijn aspecifiek en surmenage. Eiser wordt voornamelijk aangewezen op werkzaamheden zonder al te veel druk, stress en forse fysieke belasting. De concentratieproblemen worden volgens de definitie in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet als beperkt gescoord. De beperkende factor zit niet in het cognitief vermogen, maar in de stressbestendigheid. De belastbaarheid van eiser is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 februari 2024.
De arts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur van 7 april 2025. Zij heeft aanleiding gezien om de FML van 26 februari 2024 aan te passen. Tillen, dragen tijdens werk en frequent buigen tijdens werk worden licht beperkt geacht. Vanwege hooikoorts en astma, wordt eiser nu beperkt geacht voor werken met stof, rook, gassen en dampen en moet eiser het contact met pollen vermijden. De beperking op frequent reiken tijdens werk, geldt nu alleen voor rechts, omdat eiser geen klachten heeft aan zijn linkerschouder. Voor meer beperkingen ziet de arts b&b geen onderbouwing. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn vastgelegd in de FML van 14 april 2025.
7.2
Eiser stelt voorop dat het UWV geen gebruik had mogen maken van het CBBS. Het CBBS onbetrouwbaar is en dit blijkt uit de media en uit rechtspraak [2] , aldus eiser. De rechtbank merkt op dat de ene uitspraak waarnaar verwezen wordt door eiser een (lege personen- en familierechtuitspraak is en de andere een niet-gepubliceerde of niet bestaande uitspraak. [3] Wat eiser daarnaast heeft aangevoerd over ‘de media’ - wat hier verder ook van zij - is te algemeen en ziet niet op zijn specifieke situatie. Volgens vaste rechtspraak is het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Eiser heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het CBBS niet gebruikt zou mogen worden en de rechtbank ziet hiervoor zelf ook geen aanknopingspunten. [4] Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.3
Daarnaast is de besluitvorming van het UWV volgens eiser inconsistent. Hij heeft aantoonbaar inspanning verricht in re-integratie en vrijwilligerswerk, wat juist mislukt is vanwege toegenomen klachten. Op zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat hij twee jaar een uitkering op grond van de Ziektewet heeft gehad en het UWV bij de WIA-beoordeling vervolgens tot de conclusie komt dat hij niet arbeidsongeschikt is. De rechtbank merkt hierover op dat beide beoordelingen een ander toetsingskader kennen dan die van een beoordeling van een WIA-uitkering. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.4
Verder voert eiser tegen het medisch oordeel van het UWV aan dat de herbeoordeling in bezwaar is uitgevoerd door een arts, niet zijnde verzekeringsarts. Hiermee is het onderzoek niet voldoende zorgvuldig verricht. Ook is eiser van mening dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat.
7.5
.5 De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het UWV, ondanks dat in de primaire fase volstaan is met een telefonisch spreekuur met een verzekeringsarts, in dit geval voldoende zorgvuldig is te achten. De CRvB heeft geoordeeld dat een spreekuur dat telefonisch is verricht, onder omstandigheden voldoende zorgvuldig kan zijn. [5] Eiser is gezien door een arts b&b tijdens het spreekuur van 7 april 2025 en de verzekeringsarts b&b heeft het uitgebreide rapport gecontrasigneerd. [6] Op zitting heeft het UWV aangegeven dat de arts b&b drie dagen na het opstellen van het rapport in het BIG-register als verzekeringsarts is geregistreerd. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit voldoende zorgvuldig is geweest. Uit de rapporten van de artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde fysieke en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De gronden van eiser geven de rechtbank dus ook geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de artsen hebben aangenomen.
7.6
Tot slot verzoekt eiser de rechtbank een medisch deskundige in te schakelen. Nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van onzorgvuldigheid en zij evenmin reden ziet om te twijfelen aan het onderzoek en de conclusies van de artsen, ziet zij ook geen aanleiding om een deskundige te raadplegen. De rechtbank wijst dit verzoek daarom af.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
8. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het UWV heeft, rekening houdend met de FML van 14 april 2025, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: wikkelaar (nieuw en revisie; SBC-code 267053), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; SBC-code 111180) en medewerker postverzorging (intern; SBC-code 315140).
8.1
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers’ standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in 7.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dus worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
9. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
9.1
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 22 december 2023.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
10.1
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 26 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.CRvB 17 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:149.
2.Rechtbank Gelderland 12 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1319 en een niet-gepubliceerde of niet-bestaande uitspraak met ECLI-nummer ECLI:NL:CRVB:2012:BX2346.
3.Dit geldt ook voor de overige door eiser genoemde uitspraken in het beroepschrift.
4.Zie bijvoorbeeld CRvB 17 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:334.
5.CRvB 13 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1738.
6.CRvB 11 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2782.