ECLI:NL:CRVB:2024:149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 16 december 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die voorheen als autopoetser werkte, heeft zich ziekgemeld na een steekpartij en heeft sindsdien psychische klachten ontwikkeld. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv een medisch onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat appellant niet meer geschikt was voor zijn laatste functie, maar dat er wel andere functies voor hem beschikbaar waren. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de functionele mogelijkheden van appellant correct waren vastgesteld. De Raad volgde de argumenten van appellant niet, die stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant en dat het bestreden besluit op een juiste arbeidskundige grondslag berustte. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.