ECLI:NL:RBZWB:2025:7364

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 23/10602
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 oktober 2023 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 1.636 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). De rechtbank heeft het beroep behandeld op 23 september 2025, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat het bedrag te hoog is. Tevens heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Belanghebbende had aangifte gedaan voor de registratie van een Audi Q5 en een bpm-bedrag van € 5.513 voldaan. De inspecteur had een hertaxatie laten uitvoeren, die leidde tot een naheffingsaanslag van € 7.149. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat niet voldoende heeft onderbouwd en dat de waarde van de auto moet worden vastgesteld op basis van de netto catalogusprijs van een vergelijkbaar voertuig. De rechtbank komt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 1.455 en kent een schadevergoeding van € 2.500 toe aan belanghebbende wegens de overschrijding van de redelijke termijn.

De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de naheffingsaanslag en kent vergoedingen toe voor immateriële schade en proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10602

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof, namens Bothof Services B.V.),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 oktober 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 1.636 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben gemachtigde en de inspecteur deelgenomen. Namens de inspecteur zijn [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Tevens beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht opgelegd maar is deze te hoog. Belanghebbende heeft daarnaast recht op een immateriële schadevergoeding vanwege de lange duur van de procedure. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Audi Q5 45 TFSI quattro sport met [VIN nummer] (de auto) en een bedrag aan bpm voldaan van € 5.513.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport van Ackta Taxaties B.V. met datum 30 december 2020 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 38.751, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 8.883 en waarde verminderende factoren van in totaal € 1.356 [1] geconstateerd. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 28.512. [2]
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 14 januari 2021. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 40.877, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde bpm moet worden vastgesteld op € 7.149. Met dagtekening 21 mei 2021 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 1.636.

Overwegingen

Historische nieuwprijs
4. Zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2023 [3] bepaalt de Wet bpm dat het afschrijvingspercentage bij toepassing van de koerslijst- of taxatiemethode moet worden bepaald door de verhouding tussen de handelsinkoopwaarde respectievelijk de taxatiewaarde van het te registreren motorrijtuig en het bedrag aan bpm dat voor het te registreren motorrijtuig verschuldigd zou zijn geweest op het tijdstip waarop het voor het eerst in gebruik is genomen (de historische nieuwprijs).
4.1.
Voor de vaststelling van de historische nieuwprijs moet dus worden uitgegaan van de historische bruto bpm aan de hand van de CO2-uitstoot van de auto zelf. Niet in geschil is dat de CO2-uitstoot van de auto 171 gr/km is en dat de historische bruto bpm € 17.796 is. Het geschil spitst zich toe op de netto catalogusprijs. Belanghebbende stelt dat moet worden aangesloten bij de door DRZ op basis van de koerslijst Autotelexpro vastgestelde waarde van € 70.193. De inspecteur stelt dat niet kan worden uitgegaan van die netto catalogusprijs omdat het gebruikte referentievoertuig uit de koerslijst een lagere CO2-uitstoot heeft, namelijk 165 gr/km. Een afwijkende CO2-uitstoot heeft invloed op de netto catalogusprijs omdat deze wordt veroorzaakt door een andere uitrusting of uitvoering. Daarom kan de netto catalogusprijs van het referentievoertuig niet worden gebruikt voor de opbouw van de historische nieuwprijs, aldus de inspecteur.
4.2.
De rechtbank volgt de stelling van de inspecteur niet. In artikel 9, vijfde lid, van de Wet bpm is bepaald dat als een Nederlandse catalogusprijs niet bekend is, de catalogusprijs door vergelijking wordt bepaald. Tussen partijen is niet in geschil dat de referentieauto uit de koerslijst van Autotelexpro de meest vergelijkbare auto is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om bij het bepalen van de netto catalogusprijs niet uit te gaan van de netto catalogusprijs van deze referentieauto van € 70.193. DRZ is ook uitgegaan van deze netto catalogusprijs en de inspecteur heeft bij het opleggen van de naheffingsaanslag dit bedrag ook gevolgd. Bovendien heeft de inspecteur niet gesteld op welk bedrag de netto catalogusprijs volgens hem zou moeten worden vastgesteld. Op basis van een netto catalogusprijs van € 70.193, vermeerderd met btw en een historische bruto bpm van € 17.796, stelt de rechtbank de historische nieuwprijs vast op € 102.729.
Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat
4.3.
De handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat is door DRZ op basis van de koerslijst van Xray vastgesteld op € 40.877. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur dit bedrag gevolgd. Voor het geval de historische nieuwprijs zou worden verhoogd doet de inspecteur een beroep op interne compensatie. De inspecteur stelt zich voor dat geval op het standpunt dat, als de historische nieuwprijs van de auto hoger is dan van de referentieauto, dit er tevens toe leidt dat de handelsinkoopwaarde van de auto hoger is. Volgens de inspecteur moet de handelsinkoopwaarde minimaal worden gesteld op het bedrag dat belanghebbende voor de auto heeft betaald inclusief de naheffing.
4.4.
De bewijslast voor de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat rust op de inspecteur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval de handelsinkoopwaarde moet worden verhoogd, enkel en alleen omdat de historische nieuwprijs ook is verhoogd door het verschil in CO2-uitstoot. DRZ is bij de vaststelling van de handelsinkoopwaarde uitgegaan van dezelfde opties en prijzen als waar de netto catalogusprijs mee is berekend. De rechtbank ziet in hetgeen de inspecteur heeft aangevoerd geen aanleiding om die waardebepaling niet aan te houden.
4.5.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank daarom uit van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 40.877.
Waardevermindering wegens schade en waarde verminderende factoren
4.6.
De bewijslast ten aanzien van de schade en het schadeverleden rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft daartoe gewezen op het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende daarmee tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de auto ten tijde van het doen van aangifte schade had. Met het taxatierapport, de daarbij gevoegde foto’s en de schadecalculatie wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over de aard en omvang van de gestelde schade. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat weliswaar op de foto’s die bij het taxatierapport zijn gevoegd krassen te zien zijn, maar uit het taxatierapport en de foto’s volgt niet dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade. Dat geldt ook voor de overigens opgevoerde schade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur daarom terecht geen waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen.
4.8.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding om een waardevermindering wegens waarde verminderende factoren zoals ‘geen onderhoudshistorie’ en ‘geen NAP status’ in aanmerking te nemen. In de koerslijst van Xray wordt voor een daarin opgenomen motorrijtuig niet als variabele rekening gehouden met een waardevermindering vanwege het ontbreken van gegevens zoals de onderhoudshistorie en NAP status. Er moet daarom van worden uitgegaan dat deze gegevens bij de waardebepaling volgens deze koerslijst niet relevant zijn. [4] Het staat belanghebbende niet vrij om, los van de gekozen koerslijst, een vermindering vanwege het ontbreken van deze gegevens in aanmerking te nemen.
Hoogte naheffingsaanslag
4.9.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat het beroep gegrond is en dat de naheffingsaanslag als volgt moet worden verminderd:
Historische nieuwprijs
Af: handelsinkoopwaarde
Afschrijving
Afschrijvingspercentage
Bruto historische bpm
Af: afschrijving (60,21% x bruto historische bpm)
Verschuldigde bpm
Extra leeftijdskorting
Af: voldaan op aangifte
Naheffing
€ 102.729
€ 40.877
€ 61.852
60,21%
€ 17.796
€ 10.715
€ 7.081
€ 113
€ 5.513
€ 1.455
Immateriële schadevergoeding
4.10.
Belanghebbende maakt aanspraak op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.11.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 22 juni 2021 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 29 oktober 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 29 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 2.500. [5] Omdat de bezwaarfase afgerond 22 maanden te lang heeft geduurd komt de € 1.896,55 (22/29e deel) voor rekening van de inspecteur en € 603,45 (de rest) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag tot € 1.455. Verder kent de rechtbank aan belanghebbende een schadevergoeding van € 2.500 toe in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647 en een wegingsfactor 1. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907 en een wegingsfactor 1. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, een hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 1.455;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 603,45;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 1.896,55;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 29 oktober 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
rechter
De uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [6]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Bestaande uit: geen onderhoudshistorie bekend € 388 en geen opvraging status NAP mogelijk € 969.
2.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 38.751 – aftrek schade 100% x € 8.883 – waarde verminderende factoren € 1.356.
3.Hoge Raad 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1703.
4.Vgl. Hoge Raad 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331, r.o. 2.3.3. en Hoge Raad 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, r.o. 3.3.2.
5.Een en ander is gebaseerd op de uitgangspunten in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Vgl. Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
6.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht.