ECLI:NL:RBZWB:2025:7363

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 23/10451 tot en met BRE 23/10455
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen bpm en belastingrentebeschikking door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een VOF, tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 21.117, inclusief € 142 aan belastingrente. Na het bezwaar van belanghebbende werd de naheffingsaanslag verlaagd tot € 18.242 en de belastingrentebeschikking tot € 122. De rechtbank beoordeelt of deze bedragen terecht zijn opgelegd en of belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding en een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking terecht zijn opgelegd, maar dat de bedragen te hoog zijn. Belanghebbende heeft recht op een hogere kostenvergoeding voor de bezwaarfase en op een immateriële schadevergoeding vanwege de lange duur van de procedure. De rechtbank stelt de naheffingsaanslag vast op € 14.241 en de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig. Daarnaast wordt de kostenvergoeding voor de bezwaarfase vastgesteld op € 1.294 en de immateriële schadevergoeding op € 2.500, waarvan een deel voor rekening van de inspecteur en een deel voor de Staat. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en geeft een gedetailleerde uiteenzetting van de feiten en overwegingen die tot deze beslissing hebben geleid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/10451 tot en met BRE 23/10455

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende] VOF, uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof, namens Bothof Services B.V.),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 oktober 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 21.117 (de naheffingsaanslag). Hij heeft daarbij € 142 aan belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 18.242. De belastingrentebeschikking heeft hij dienovereenkomstig verminderd tot € 122.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben gemachtigde en de inspecteur deelgenomen. Namens de inspecteur zijn [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Tevens beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op hogere kostenvergoeding voor de bezwaarfase en of zij recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking terecht opgelegd maar zijn deze te hoog. Belanghebbende heeft daarnaast recht op hogere kostenvergoeding voor de bezwaarfase en op een immateriële schadevergoeding vanwege de lange duur van de procedure. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

Auto 1: Chevrolet Camaro ( [kenteken 1] )
3. Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Chevrolet Camaro 3.6 met [VIN nummer 1] (auto 1) en een bedrag aan bpm voldaan van € 1.013.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport van Voertuig Taxaties B.V. met datum 26 februari 2019 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 7.623, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 7.876 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 1.953. [1]
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 14 maart 2019. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 14.768. De handelsinkoopwaarde is gebaseerd op een vergelijking met 6 referentievoertuigen met een gemiddelde vraagprijs van € 23.440, verminderd met 5,0% marge tussen de vraagprijs en verkoopprijs volgens DRZ en verminderd met € 7.500 handelsmarge. De hertaxateur heeft een schadebedrag van € 2.457 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 12.674. [2]
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde bpm moet worden vastgesteld op € 4.113.
Auto 2: Opel Mokka ( [kenteken 2] )
3.4.
Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Opel Mokka 1600 Essence met [VIN nummer 2] (auto 2) en een bedrag aan bpm voldaan van € 600.
3.5.
Bij de aangifte is een taxatierapport van Voertuig Taxaties B.V. met datum 11 juli 2019 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 10.495, gebaseerd op een koerslijst van Autotelex pro. De taxateur heeft een schadebedrag van € 8.254 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 4.552. [3]
3.6.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 19 juli 2019. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 10.495, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
3.7.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde bpm moet worden vastgesteld op € 3.703.
Auto 3: Ford Mustang ( [kenteken 3] )
3.8.
Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Ford Mustang 3.7 Coupe met [VIN nummer 3] (auto 3) en een bedrag aan bpm voldaan van € 2.074.
3.9.
Bij de aangifte is een taxatierapport van Voertuig Taxaties B.V. met datum 22 juli 2019 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 12.387, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 12.017 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 3.735. [4]
3.10.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 7 augustus 2019. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 15.950, gebaseerd op een vergelijking met drie referentievoertuigen met een gemiddelde vraagprijs van € 22.950 verminderd met een handelsmarge van € 7.000. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
3.11.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde bpm moet worden vastgesteld op € 8.200.
Auto 4: Chevrolet Camaro ( [kenteken 4] )
3.12.
Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Chevrolet Camaro 3.6 met [VIN nummer 4] (auto 4) en een bedrag aan bpm voldaan van € 600.
3.13.
Bij de aangifte is een taxatierapport van Voertuig Taxaties B.V. met datum 16 augustus 2019 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 7.006, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 7.988 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 1.255. [5]
3.14.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 13 september 2019. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 21.450. Dit bedrag is gebaseerd op een vergelijking met drie referentievoertuigen met een gemiddelde vraagprijs van € 28.948, verhoogd naar een verwachte advertentie vraagprijs van € 29.950, en verminderd met een handelsmarge van € 8.500. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
3.15.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde bpm moet worden vastgesteld op € 4.446.
Auto 5: Ford Mustang ( [kenteken 5] )
3.16.
Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van Ford Mustang 3.7 V6 cabriolet met [VIN nummer 5] (auto 5) en een bedrag aan bpm voldaan van € 1.011.
3.17.
Bij de aangifte is een taxatierapport van Voertuig Taxaties B.V. met datum 31 oktober 2019 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 11.124, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 12.231 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 2.318. [6]
3.18.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 12 november 2019. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 15.104. Dit bedrag is gebaseerd op een vergelijking met drie referentievoertuigen met een gemiddelde vraagprijs van € 28.530, verminderd met 5,0% marge tussen de vraagprijs en verkoopprijs volgens DRZ en verminderd met € 12.000 handelsmarge en leeftijdscorrectie. De hertaxateur heeft een schadebedrag van € 2.439 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 13.067. [7]
3.19.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde bpm moet worden vastgesteld op € 5.953.
Naheffingsaanslag en uitspraak op bezwaar
3.20.
De inspecteur heeft met dagtekening 21 mei 2021 ter zake van de vijf auto’s middels één biljet naheffingsaanslagen bpm opgelegd van in totaal € 21.117 en daarbij € 142 aan belastingrente in rekening gebracht.
3.21.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar dat op auto 5 ziet gegrond verklaard. De inspecteur heeft voor deze auto de verschuldigde bpm opnieuw vastgesteld op € 3.205 en de belastingrente op € 13. De naheffingsaanslag heeft hij daarom verminderd tot € 18.364 en de in rekening gebrachte belastingrente heeft hij dienovereenkomstig verminderd tot € 122.
Nadere stukken beroepsprocedure
3.22.
Belanghebbende heeft in de beroepsprocedure twee rapportages van Carfax overgelegd die volgens belanghebbende betrekking hebben op auto 1 en auto 3. Op pagina 1, 3 en 4 van deze rapportages zijn onder meer de volgende gegevens vermeld:
Voertuig
Chevrolet Camaro
Ford USA Mustang
Voertuigreferentie
[kenteken 1]
[kenteken 3]
Eerste tenaamstelling
01-07-2011
01-07-2013
Kilometerstand gerapporteerd
03-06-2011:
12.300 mile
19.795 km
01-03-2013:
14.641 mile
23.562 km
Eerste registratie internationaal
01-07-2011
01-07-2013
3.23.
Daarnaast heeft belanghebbende bij haar nader stuk van 5 maart 2024 een bijlage overgelegd waarin foto’s zijn opgenomen van auto 2.

Overwegingen

CO2-uitstoot / Scandinavische rekenmethode (auto 1 en 3)
4. Ten aanzien van auto 1 en 3 verschillen partijen van mening over de hoogte van de CO2-uitstoot. Belanghebbende stelt dat de CO2-uitstoot volgens de Scandinavische rekenmethode voor auto 1 moet worden vastgesteld op 265 gr/km en voor auto 3 op 260 gr/km. De inspecteur is bij het opleggen van de naheffingsaanslag uitgegaan van een CO2-uitstoot voor auto 1 van 277 gr/km en voor auto 3 van 262 gr/km.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat auto 1 en 3 geen Europese typegoedkeuring hebben. Beide partijen hebben desgevraagd ter zitting verklaard dat niet duidelijk is welke meetmethode is gebruikt voor het vaststellen van de CO2-uitstoot. De inspecteur heeft ter zitting toegelicht dat hij is uitgegaan van de waardes zoals vermeld in de Duitse kentekenbewijzen en vastgesteld door de RDW. De rechtbank stelt vast dat de door de inspecteur gehanteerde waardes overeenkomen met de waardes zoals vermeld in de Duitse kentekenbewijzen. Deze waardes zijn kennelijk door de RDW vastgesteld op basis van de gegevens die aan de bevoegde Duitse instantie (de Technischer Überwachungsverein) zijn verstrekt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de Scandinavische rekenmethode toe te passen zoals door belanghebbende is bepleit, aangezien deze methode alleen wordt toegepast indien geen andere meetmethode voorhanden is. [8] Daarvan is in dit geval geen sprake.
Bruto historische bpm (auto 1 en 3)
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat auto 1 en 3 zijn geproduceerd voor de Amerikaanse markt. Belanghebbende betoogt dat de RDW bij het bepalen van de datum eerste toelating is uitgegaan van een verkeerde datum van 1 juli in het correcte jaar waarin de auto’s geproduceerd zijn. De auto’s zijn in werkelijkheid al maanden eerder in gebruik genomen dan is weergegeven onder datum eerste toelating. Uit de overgelegde Carfax-gegevens blijkt namelijk dat beide auto’s in de Verenigde Staten eerder in gebruik zijn genomen en al aanzienlijke kilometerstanden hadden bereikt voorafgaand aan 1 juli van respectievelijk 2011 en 2013, nog vóór de door de Duitse autoriteiten later geregistreerde ‘datum eerste toelating’. Volgens belanghebbende moet het bedrag aan bruto historische bpm worden aangepast: de auto’s zijn in werkelijkheid eerder in gebruik genomen dan is weergegeven in de gegevens van de RDW en waren dus op het moment van het belastbare feit minder waard.
4.3.
De inspecteur voert aan dat hij geen SilverDat/VIN-gegevens heeft, dat hij dus niet kan controleren wanneer de auto’s geproduceerd zijn, en dat de RDW de datum eerste toelating heeft vastgesteld op basis van de Duitse kentekenbewijzen. Volgens de inspecteur zijn deze data leidend en kan niet op basis van de Carfax-gegevens worden vastgesteld dat de auto’s eerder in gebruik zijn genomen. Belanghebbende mag volgens de inspecteur de Carfax-gegevens niet gebruiken ter motivering van het standpunt, omdat het bedrijf achter Carfax geen overheidsinstantie is. Partijen zijn het erover eens dat de gegevens uit de Carfax-rapportages betrekking hebben op auto 1 en 3.
4.4.
De rechtbank overweegt dat het belanghebbende ingevolge de vrije bewijsleer vrij staat om haar standpunt te onderbouwen met stukken naar eigen inzicht. Welke waarde de rechtbank daar vervolgens aan toekent, is een andere vraag. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van auto 1 in de rapportage van Carfax een datum eerste toelating van 1 juli 2011 is vermeld en ten aanzien van auto 3 een datum eerste toelating van 1 juli 2013. Bovendien is vermeld dat op deze data de auto’s slechts voor het eerst internationaal geregistreerd zijn. Blijkens de Carfax-gegevens zijn de auto’s een stuk eerder in gebruik genomen dan respectievelijk op 1 juli 2011 en op 1 juli 2013. De rapportages zijn daarnaast opgemaakt op kenteken van de auto’s 1 en 3 en sluiten dus aan. Voorafgaand aan de datum eerste registratie 1 juli van de respectievelijke jaren  welke datum vervolgens genoteerd is als ‘datum eerste tenaamstelling’ (zie 3.22)  waren beide auto’s al in de Verenigde Staten in gebruik en was nog voor de ‘datum eerste tenaamstelling’ zoals later weergegeven in de documentatie, al een kilometerstand van respectievelijk 12.300 mile / 19.795 km (auto 1) en 14.641 mile / 23.562 km (auto 3) geregistreerd.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank komt gewicht toe aan de Carfax-rapportages voor de vraag wanneer de auto’s daadwerkelijk voor het eerst in gebruik zijn genomen. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat beide auto’s eerder in gebruik zijn genomen dan kennelijk bij de import van de auto’s aan de Duitse autoriteiten is doorgegeven. Het gelijk is dus aan belanghebbende.
4.6.
Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de bruto historische bpm voor auto 1 moet worden vastgesteld op € 20.875 en voor auto 3 op € 29.292. De rechtbank ziet geen aanleiding deze standpunten niet te volgen en stelt de bruto historische bpm voor auto 1 vast op € 20.875 en voor de auto 3 op € 29.292.
Historische nieuwprijs (auto 1, 3, 4 en 5)
4.7.
Met betrekking tot de historische nieuwprijs van de auto’s 1, 3, 4 en 5 is de inspecteur afgeweken van de aangiften en heeft hij de historische nieuwprijs van deze auto’s op basis van de gegevens uit de DRZ-rapporten opnieuw vastgesteld. Belanghebbende heeft deze bedragen onvoldoende gemotiveerd betwist en de rechtbank ziet geen aanleiding de inspecteur op dit punt niet te volgen. De rechtbank stelt de historische nieuwprijs van auto 1 daarom vast op € 57.295, van auto 3 op € 64.217, van auto 4 op € 72.515 en van auto 5 op € 83.697.
Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat (auto 1, 3, 4 en 5)
4.8.
Met betrekking tot de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto’s 1, 3, 4 en 5 is de inspecteur afgeweken van de aangiften en heeft hij de handelsinkoopwaardes op basis van de gegevens uit de DRZ-rapporten opnieuw vastgesteld. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur geoordeeld dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van auto 5 € 8.805 moet zijn.
4.9.
Belanghebbende is van mening dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van deze auto’s moet worden vastgesteld op basis van de door haar overgelegde koerslijsten in plaats van op basis van een vergelijking met referentieauto’s. Deze grond slaagt niet. De door belanghebbende in de koerslijsten gebruikte referentievoertuigen wijken namelijk te veel af van de onderhavige auto’s, onder meer wat betreft het merk, type uitvoering en motorvermogen. De rechtbank ziet geen aanleiding de handelsinkoopwaardes in onbeschadigde staat zoals deze door de inspecteur zijn vastgesteld niet te volgen en stelt de handelsinkoopwaarde van auto 1 vast op € 14.768, van auto 3 op € 15.950, van auto 4 op € 21.450 en van auto 5 op € 8.805.
Waardevermindering wegens schade (auto 1, 2, 3, 4 en 5) en wegens schadeverleden (auto 1, 3, 4 en 5)
4.10.
De bewijslast ten aanzien van de schade en het schadeverleden rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft daartoe gewezen op de taxatierapporten die ten grondslag zijn gelegd aan de aangiften en ten aanzien van auto 2 ook naar de in de beroepsprocedure overgelegde foto’s (zie 3.23). Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de auto’s 2, 3 en 4 ten tijde van het doen van aangifte (meer dan gebruiks)schade hadden en dat de auto’s 1 en 5 meer schade hadden dan door DRZ in aanmerking is genomen. Met de taxatierapporten en de (daarbij gevoegde) foto’s wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over de aard en omvang van de gestelde schade. De door belanghebbende opgevoerde (en niet door DRZ aangetroffen) schades zijn op de foto’s van DRZ niet te zien of op de foto’s van DRZ is niet meer te zien dan gebruiksschade.
4.11.
Gelet op het voorgaande heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank terecht voor de auto’s 2, 3 en 4 geen waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen. Voor auto 1 heeft de inspecteur de waardevermindering wegens schade terecht vastgesteld op € 2.094 en voor auto 5 op € 2.037. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om een waardevermindering wegens een schadeverleden voor de auto’s 1, 3, 4 en 5 in aanmerking te nemen. Zowel in de koerslijst van Xray (auto 1, 4 en 5) als die van Autotelex pro (auto 3) wordt voor een daarin opgenomen voertuig niet als variabele rekening gehouden met een waardevermindering wegens een schadeverleden. Er moet daarom van worden uitgegaan dat dit gegeven bij de waardebepaling volgens deze koerslijsten niet relevant is. [9] Het staat belanghebbende niet vrij om, los van de gekozen koerslijst, een vermindering wegens schadeverleden in aanmerking te nemen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat belanghebbende op geen enkele wijze het schadeverleden van de auto’s en de invloed daarvan op de waarde aannemelijk heeft gemaakt.
Hoogte naheffingsaanslag
4.12.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep gegrond is en dat de naheffingsaanslag als volgt moet worden verminderd tot € 14.241:
Auto 1
Auto 2
Auto 3
Auto 4
Auto 5
Historische nieuwprijs (HN)
Af: handelsinkoopwaarde
Afschrijving
Afschrijvingspercentage
(afschrijving / HN)
Afschrijvingspercentage
(afschrijvingstabel)
Bruto historische bpm
Af: afschrijving
Verschuldigde bpm
Extra leeftijdskorting
Af: voldaan op aangifte
Naheffing
€ 57.295
€ 12.674
€ 44.621
85,99%
€ 20.875
€ 17.952
€ 2.923
€ 98
€ 1.013
€ 1.812
€ 24.690
€ 10.495
€ 14.195
57,5%
€ 8.292
€ 4.767
€ 3.525
€ 353
€ 600
€ 2.572
€ 64.217
€ 15.950
€ 48.267
78,91%
€ 29.292
€ 23.115
€ 6.177
€ 165
€ 2.074
€ 3.938
€ 72.515
€ 21.450
€ 51.065
85,67%
€ 31.020
€ 26.574
€ 4.446
€ 600
€ 3.846
€ 83.697
€ 6.768
€ 76.929
91,91%
€ 39.668
€ 36.459
€ 3.209
€ 125
€ 1.011
€ 2.073
De belastingrentebeschikking
4.13.
Het beroep wordt, ook al heeft belanghebbende hiertegen geen specifieke gronden aangevoerd, geacht mede betrekking te hebben op de belastingrentebeschikking. Nu de naheffingsaanslag wordt verminderd, moet de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig worden verminderd. De rechtbank merkt daarbij op dat de belastingrentebeschikking de naheffingsaanslag volgt.
Kostenvergoeding bezwaarfase
4.14.
Belanghebbende heeft gesteld dat de kostenvergoeding voor de bezwaarfase te laag is omdat de inspecteur ten onrechte het lage tarief van € 310 per punt heeft toegepast.
4.15.
Deze klacht is gegrond. Zoals de Hoge Raad in het arrest van 12 juli 2024 [10] heeft geoordeeld moet punt 1 van onderdeel B2 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) buiten toepassing blijven. De regelgever heeft namelijk het verschil in vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase tussen belastingzaken en overige zaken onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom een vergoeding voor de kosten van de bezwaarfase vaststellen naar het tarief van € 647 per punt.
Immateriële schadevergoeding
4.16.
Belanghebbende maakt aanspraak op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.17.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 17 mei 2021 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 29 oktober 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 30 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 2.500. [11] Omdat de bezwaarfase afgerond 23 maanden te lang heeft geduurd komt de € 1.916,67 (23/30e deel) voor rekening van de inspecteur en € 583,33 (de rest) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. De rechtbank stelt daarnaast de kostenvergoeding voor de bezwaarfase vast op € 1.294. De rechtbank gaat daarbij uit van het door de inspecteur vastgestelde aantal punten per proceshandeling en wegingsfactor 1 vanwege het gewicht van de zaak, berekend naar de waarde per punt zoals deze ten tijde van de uitspraak van de rechtbank geldt (€ 647). Belanghebbende heeft ten slotte ook recht op een immateriële schadevergoeding van € 2.500.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een proceskostenvergoeding voor de beroepsprocedure. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor het beroep op basis van het Besluit vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 14.241;
- vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 1.294 aan belanghebbende;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.814 aan proceskosten voor de beroepsprocedure aan belanghebbende;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 583,33;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 1.916,67;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 29 oktober 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Aan deze uitspraak hoeft pas uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk geworden als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [12]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 7.623 – aftrek schade 72% x € 7.875.
2.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 14.768 – aftrek schade circa 85% x € 2.457.
3.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 10.495 – aftrek schade 72% x € 8254.
4.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 12.387 – aftrek schade 72% x € 12.017.
5.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 7.006 – aftrek schade 72% x € 7.988.
6.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 11.124 – aftrek schade 72% x € 12.231.
7.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 15.104 – aftrek schade circa 84% x € 2.439.
8.Artikel 6a Uitvoeringsregeling bpm 1992.
9.Vgl. Hoge Raad 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331, r.o. 2.3.3. en Hoge Raad 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, r.o. 3.3.2.
10.Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.
11.Een en ander is gebaseerd op de uitgangspunten in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Vgl. Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
12.Artikel 27h, derde lid, en artikel 28, zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.