ECLI:NL:RBZWB:2025:4205
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot levensloopverzekeringen en onderhoudsverplichtingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 103.704, en had daarbij belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank beoordeelt of de aanslag en de belastingrentebeschikking naar de juiste hoogte zijn opgelegd en of er sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank concludeert dat de aanslag IB/PVV 2021 en de belastingrentebeschikking correct zijn vastgesteld. Belanghebbende had in zijn aangifte een bedrag van € 24.799 als aftrekpost opgegeven, maar de rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht is afgeweken van deze aangifte. De rechtbank stelt vast dat de lijfrente-uitkering volledig aan belanghebbende toebehoort, aangezien hij de verzekeringnemer en eerste begunstigde is. De rechtbank oordeelt ook dat de onderhoudsverplichtingen niet als aftrekpost kunnen worden opgevoerd, omdat deze niet voortvloeien uit een wettelijke verplichting.
Daarnaast wordt het evenredigheidsbeginsel besproken. De rechtbank stelt vast dat de wet correct is toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere uitkomst rechtvaardigen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.