ECLI:NL:RBZWB:2025:399

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
23/12085
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoeken om ambtshalve vermindering van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2025, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die beroep heeft ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor de jaren 2011 en 2012. Belanghebbende had verzocht om ambtshalve vermindering van deze aanslagen, maar de inspecteur heeft dit verzoek afgewezen omdat het niet binnen de vijfjaarstermijn was ingediend. De rechtbank oordeelt dat de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht niet zijn behandeld wegens termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigt dat de inspecteur de verzoeken terecht heeft afgewezen en verklaart de beroepen ongegrond. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/12085 en 23/12086

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 16 november 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2011 en 2012 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (de navorderingsaanslagen). Gelijktijdig met het opleggen van de navorderingsaanslagen heeft de inspecteur aan belanghebbende belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen).
1.2.
De navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 en 2012 zijn bij (afzonderlijke) uitspraken op bezwaar verminderd. Gelijktijdig heeft zijn de belastingrentebeschikkingen verminderd. Belanghebbende heeft hiertegen rechtsmiddelen aangewend en toentertijd heeft een procedure gelopen. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch [1] heeft de beroepen – overeenkomstig de eerdere uitspraak van de rechtbank [2] – ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.3.
Namens belanghebbende is met dagtekening 16 augustus 2022 verzocht om ambtshalve vermindering van deze navorderingsaanslagen, waar aldus eerder over geprocedeerd was. De inspecteur heeft het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen. Hiertegen heeft belanghebbende beroepen ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur
[inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.

Feiten

3. Belanghebbende is sinds 2007 gehuwd met [de partner] (de partner). De partner is overleden op [datum] 2022.
3.1.
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2011 en 2012 opgelegd. Daarover heeft een procedure gelopen resulterend in de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. [3]
3.2.
Op 16 augustus 2022 heeft belanghebbende verzocht om ambtshalve vermindering van deze navorderingsaanslagen.
3.3.
Op 29 september 2022 heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen omdat het verzoek te laat is gedaan.
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat namens belanghebbende op 26 januari 2023 daartegen een ontvankelijk bezwaar is gemaakt.
3.5.
De inspecteur heeft met dagtekening 16 november 2023 (in één geschrift vervatte), zo begrijpt de rechtbank, uitspraken op bezwaar gedaan. In het stuk staat, voor zover relevant:
“Betreft: Uitspraak op bezwaar en beslissing op verzoek 2011 en 2012
(…)
Op 26 januari 2023 ontving ik uw bezwaar namens de heer [belanghebbende] . Het gaat om het bezwaar tegen de afwijzing op uw verzoeken om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011 en 2012, met [aanslagnummer] H.17.01 en [aanslagnummer] H.27.01 en data van beide aanslagen 8 juni 2019. Ik verklaar uw bezwaar niet-ontvankelijk. Toch heb ik uw bezwaar inhoudelijk behandeld als een verzoek om ambtshalve vermindering. Ik wijs dit verzoek af.”
3.6.
Op 7 november 2023 stuurt de gemachtigde van belanghebbende aan de inspecteur een e-mail waarin (onder meer) het volgende staat:
“In het gesprek is er meerdere keren naar voren gebracht dat de vrouw van dhr. [belanghebbende] onlangs is overleden en dat meneer al op leeftijd is, 80+. Graag zouden we willen dat de persoonlijke situatie van meneer meeweegt in de beslissing. Op zijn leeftijd is hij namelijk niet meer in staat om reserves te genereren of meer geld binnen te brengen om de kosten te kunnen dekken van de aanslagen. Wij zouden dit alsnog opgenomen willen zien in het hoorverslag.”

Overwegingen

Vooraf
3.7.
Na de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 juli 2022 inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2011 en 2012 heeft belanghebbende verzocht om ambtshalve vermindering door de inspecteur. De rechtbank merkt gelet op de inhoud van de stukken op dat het niet mogelijk is om nogmaals dezelfde procedure over dezelfde aanslagen te voeren. Het systeem van de wet verzet zich daartegen. [4]
Verzoeken om ambtshalve vermindering
3.8.
De inspecteur kan een te hoog vastgestelde belastingaanslag ambtshalve belastingaanslag verminderen, tenzij vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. [5]
3.9.
Namens belanghebbende is bij brief van 16 augustus 2022 verzocht om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 en 2012. Die verzoeken zijn gedaan na afloop van de genoemde vijfjaarstermijn. Er is dus sprake van een termijnoverschrijding. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd niet dat hij de verzoeken niet redelijkerwijs eerder had kunnen indienen (zie 3.6). De inspecteur heeft naar het oordeel van de rechtbank de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht niet behandeld omdat deze onverschoonbaar te laat zijn ingediend.

Conclusie en gevolgen

4. De beroepen zijn ongegrond. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 27 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 13 juli 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2390.
2.Rechtbank Den Haag, 28 september 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:9535.
3.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 13 juli 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2390.
4.Vergelijk Gerechtshof ’s-Gravenhage 9 maart 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BL7343 en Centrale Raad van Beroep 29 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH3198.
5.Artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (UR IB 2001).