ECLI:NL:CRVB:2009:BH3198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op AOW-pensioen en niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond werd verklaard. De Svb had eerder aan appellant een AOW-pensioen toegekend met een korting van 60% wegens niet verzekerde jaren. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond. Vervolgens heeft de zoon van appellant op 1 december 2006 een tweede bezwaarschrift ingediend, dat door de Svb niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat er al eerder bezwaar was gemaakt tegen hetzelfde besluit.
De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat de Svb het tweede bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet toestaat om tweemaal inhoudelijk te beslissen op een bezwaar tegen hetzelfde primaire besluit. In hoger beroep heeft de zoon van appellant aangevoerd dat hij pas in oktober 2006 op de hoogte was van het eerdere besluit van de Svb. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Svb terecht het bezwaar van 1 december 2006 niet-ontvankelijk heeft verklaard, en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2009.