ECLI:NL:GHSGR:2010:BL7343

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-09/00441
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen aanslag forensenbelasting na uitputting rechtsmiddelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in het beroep van mevrouw [belanghebbende] tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwkoop betreffende een aanslag in de forensenbelasting. De belanghebbende had eerder een aanslag ontvangen, waartegen zij bezwaar had gemaakt. De Inspecteur handhaafde de aanslag, maar het Hof verklaarde de belanghebbende niet-ontvankelijk in haar bezwaar wegens termijnoverschrijding. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd.

De belanghebbende heeft vervolgens geprobeerd om haar geschil inhoudelijk te laten behandelen, maar het Hof oordeelde dat zij de rechtsgang volledig had doorlopen en dat de aanslag onherroepelijk was komen vast te staan. De wettelijke regeling biedt geen ruimte voor een herziening van het eerdere oordeel van de Hoge Raad of het Hof. Het Hof heeft daarom beslist dat de belanghebbende niet in haar beroep kan worden ontvangen.

De uitspraak is gedaan door de eerste meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof, waarbij de proceskosten niet zijn toegewezen. De belanghebbende is geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden, met inachtneming van de vereisten voor het indienen van een beroepschrift. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00441
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 09 maart 2010
op het beroep van mevrouw [belanghebbende], domicilie gekozen hebbend te [Z], tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwkoop (hierna: de Inspecteur) betreffende na te noemen aanslag.
Loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 30 november 2002 voor het jaar 2002 een aanslag in de forensenbelasting van de gemeente Nieuwkoop opgelegd.
1.2. Bij uitspraak van 13 januari 2004 van de Inspecteur is de aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij het Hof. Bij uitspraak van 8 november 2005 (BK-03/03364) heeft het Hof de uitspraak op bezwaar vernietigd en belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding.
1.4. Bij arrest van 22 september 2006, nr. 42.592, heeft de Hoge Raad het tegen de uitspraak van het Hof ingestelde beroep in cassatie met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie ongegrond verklaard.
1.5. Belanghebbende heeft met dagtekening 2 april 2008 tegen de onder 1.2 vermelde uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem. Deze rechtbank heeft het beroepschrift, vanwege onbevoegdheid om te oordelen, doorgezonden naar de rechtbank 's-Gravenhage .
1.6. De rechtbank 's-Gravenhage heeft zich bij uitspraak van 11 november 2008 onder toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen.
1.7. Belanghebbende heeft bij brief van 28 november 2008 verzet gedaan tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage.
1.8. Bij uitspraak van 13 mei 2009 heeft de rechtbank 's-Gravenhage het verzet ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat het Gerechtshof te 's-Gravenhage de bevoegde instantie is om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden naar het Hof.
1.9. Het beroepschrift is op 11 juni 2009 ingekomen bij het Hof. In verband met het beroep is door de griffier een griffierecht geheven van € 39. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
1.10. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 januari 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
2. Voor de vaststaande feiten zij verwezen naar de loop van het geding zoals dat hiervoor onder 1.1 tot en met 1.8 is opgenomen.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
3. Belanghebbende stelt dat haar geschil alsnog inhoudelijk dient te worden behandeld.
De Inspecteur stelt daartegenover dat belanghebbende de hele rechtsgang heeft doorlopen en dat in hoogste instantie is beslist dat haar bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. Hiermee is de aanslag onherroepelijk komen vast te staan.
Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Belanghebbende heeft ten aanzien van de aan haar opgelegde aanslag de haar ten dienste staande rechtsmiddelen uitgeput. De aanslag is daarmee onherroepelijk komen vast te staan.
4.2. Het beroep van belanghebbende strekt naar 's Hofs oordeel niet tot herziening van het oordeel van de Hoge Raad, dan wel van het oordeel van het Hof. Zij wenst alsnog een inhoudelijke behandeling van haar zaak en heeft daartoe voor de tweede keer beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ingesteld. De wettelijke regeling biedt daarvoor geen ruimte. Belanghebbende dient dan ook niet in haar beroep te worden ontvangen.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, Th. Groeneveld en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 09 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken
na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.