In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 17 januari 2024 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiser op 5 februari 2025 de Dienst Toeslagen in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. De rechtbank wijst verzoeken van verweerder om een lagere dwangsom en een lagere wegingsfactor voor de proceskosten af, en bevestigt dat het beroep gegrond is.