In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2025, wordt het beroep van een Spaanse ondernemer tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting beoordeeld. De inspecteur van de Belastingdienst had aan de ondernemer een naheffingsaanslag opgelegd over de jaren 2017 en 2018, waarbij een bedrag van € 49.673 aan omzetbelasting, een boete van € 11.804 en belastingrente van € 6.415 in rekening werd gebracht. De rechtbank behandelt het beroep dat de ondernemer had ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, die het bezwaar ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 maart 2025, waar de gemachtigde van de ondernemer en verschillende inspecteurs aanwezig waren, werd de zaak besproken. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking terecht zijn opgelegd, maar dat de boete moet worden verminderd. De rechtbank oordeelt dat de ondernemer recht heeft op een vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Uiteindelijk wordt de boete verlaagd tot € 5.016 en wordt de ondernemer een schadevergoeding van € 1.500 toegekend, waarvan een deel voor rekening van de inspecteur en een deel voor de Staat. De rechtbank wijst het beroep voor het overige ongegrond af.