ECLI:NL:RBZWB:2025:1966
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van naheffingsaanslagen Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag Bpm opgelegd van € 10.167 voor vier auto’s, en daarnaast belastingrente in rekening gebracht. De rechtbank behandelt de beroepen op 13 januari 2025 en concludeert dat de naheffingsaanslag voor de auto’s moet worden verminderd naar € 9.356. Tevens oordeelt de rechtbank dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 2.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van het bezwaar en beroep. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met 21 maanden is overschreden, wat volledig voor rekening van de inspecteur komt. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar in de zaken 23/11980 tot en met 23/11982 en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van proceskosten aan belanghebbende van € 3.108. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.