ECLI:NL:RBZWB:2025:1966

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
BRE 23/11979 t/m 23/11982
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag Bpm opgelegd van € 10.167 voor vier auto’s, en daarnaast belastingrente in rekening gebracht. De rechtbank behandelt de beroepen op 13 januari 2025 en concludeert dat de naheffingsaanslag voor de auto’s moet worden verminderd naar € 9.356. Tevens oordeelt de rechtbank dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 2.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van het bezwaar en beroep. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met 21 maanden is overschreden, wat volledig voor rekening van de inspecteur komt. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar in de zaken 23/11980 tot en met 23/11982 en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van proceskosten aan belanghebbende van € 3.108. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/11979 tot en met 23/11982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., statutair gevestigd te [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof, Bothof Services B.V.),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 21 november 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende ter zake van vier auto’s een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 10.167 (de naheffingsaanslag).
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 68 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.3.
De inspecteur heeft, bij uitspraak op bezwaar, het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Partijen hebben nadere stukken ingediend. Hiervan is een afschrift aan de wederpartij verstrekt.
1.6.
De rechtbank heeft de beroepen op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, mr. M.U. Sahin, verbonden aan Bothof Services B.V. en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Tevens beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn alsmede een proceskostenvergoeding. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank dient de naheffingsaanslag verminderd te worden naar € 9.736. Tevens heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en een proceskostenvergoeding. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

Auto 1
4. Belanghebbende heeft een uit het buitenland afkomstige, gebruikte personenauto van het merk en type Mercedes-Benz C200 CDI Ambition, VIN: [VIN-nummer 1] (hierna: auto 1) doen inschrijven in het Nederlandse kentekenregister. Deze auto is voor het eerst op 29 mei 2017 in het buitenland toegelaten tot het verkeer op de weg en heeft een CO2-uitstoot van 114 g/km.
4.1.
Bij de aangifte is een expertiseverslag gevoegd van JB Taxaties B.V. Volgens het rapport bedraagt de historische nieuwprijs, de historische bruto bpm en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto respectievelijk € 56.060, € 8.202 en € 20.000. In het taxatierapport is een schadebedrag opgenomen van € 12.392,84 waarvan € 11.000 (89%) ten laste van de handelsinkoopwaarde is gebracht.
4.2.
De auto is door een medewerker van de Belastingdienst geïnspecteerd op schade waarbij geen schade in aanmerking is genomen. De inspecteur heeft de historische nieuwprijs vastgesteld op € 54.822 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 22.240. Hiervoor heeft de inspecteur gebruik gemaakt van de koerslijst AutotelexPro. De bruto historische Bpm is vastgesteld op € 8.202. Naar aanleiding van deze berekening heeft de inspecteur het na te heffen bedrag voor auto 1 vastgesteld op € 1.473 en de belastingrente op € 10.
Auto 2
4.3.
Belanghebbende heeft een uit het buitenland afkomstige, gebruikte personenauto van het merk en type Volvo XC60 2.0 T5 AWD Inscription, VIN: [VIN-nummer 2] (hierna: auto 2) doen inschrijven in het Nederlandse kentekenregister. Deze auto is voor het eerst op 15 mei 2019 in het buitenland toegelaten tot het verkeer op de weg en heeft een CO2-uitstoot van 167 g/km.
4.4.
Bij de aangifte is een expertiseverslag gevoegd van JB Taxaties B.V. Volgens het rapport bedraagt de historische nieuwprijs, de historische bruto bpm en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto respectievelijk € 72.470, € 16.080 en € 34.500. In het taxatierapport is een schadebedrag opgenomen van € 10.270,63 waarvan € 8.000 (77,89%) ten laste van de handelsinkoopwaarde is gebracht.
4.5.
Namens de inspecteur is de auto door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) geïnspecteerd en getaxeerd. De bevindingen daarvan zijn in een rapport vastgelegd. DRZ heeft de historische nieuwprijs vastgesteld op € 67.270 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 39.515. Verder heeft DRZ schade geconstateerd van € 2.396 waarvan 84%, zijnde € 2.003 in mindering is gebracht op de handelsinkoopwaarde. De handelsinkoopwaarde na schade bedraagt derhalve € 37.512.
4.6.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het rapport van DRZ het na te heffen bedrag vastgesteld op € 3.088 en de belastingrente op € 20.
Auto 3
4.7.
Belanghebbende heeft een uit het buitenland afkomstige, gebruikte personenauto van het merk en type Volvo XC60 2.0 B5 AWD Inscription, VIN: [VIN-nummer 3] (hierna: auto 3) doen inschrijven in het Nederlandse kentekenregister. Deze auto is voor het eerst op 28 mei 2019 in het buitenland toegelaten tot het verkeer op de weg en heeft een CO2-uitstoot van 167 g/km.
4.8.
Bij de aangifte is een expertiseverslag gevoegd van JB Taxaties B.V. Volgens het rapport bedraagt de historische nieuwprijs, de historische bruto bpm en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto respectievelijk € 70.950, € 16.080 en € 31.500. In het taxatierapport is een schadebedrag opgenomen van € 5.602,36 waarvan € 5.000 (89%) ten laste van de handelsinkoopwaarde is gebracht.
4.9.
Namens de inspecteur is de auto door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) geïnspecteerd en getaxeerd. De bevindingen daarvan zijn in een rapport vastgelegd. DRZ heeft de historische nieuwprijs vastgesteld op € 69.440 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 43.069. Verder heeft DRZ geen schade geconstateerd.
4.10.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het rapport van DRZ het na te heffen bedrag, na toepassing van de extra leeftijdskorting van € 277, vastgesteld op € 3.690 en de belastingrente op € 25.
Auto 4
4.11.
Belanghebbende heeft een uit het buitenland afkomstige, gebruikte personenauto van het merk en type BMW X3, VIN: [VIN-nummer 4] (hierna: auto 4) doen inschrijven in het Nederlandse kentekenregister. Deze auto is voor het eerst op 1 juli 2016 in het buitenland toegelaten tot het verkeer op de weg en heeft een CO2-uitstoot van 175 g/km.
4.12.
Bij de aangifte is een expertiseverslag gevoegd van JB Taxaties B.V. Volgens het rapport bedraagt de historische nieuwprijs, de historische bruto bpm en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto respectievelijk € 77.939, € 13.607 en € 25.350. In het taxatierapport is een schadebedrag opgenomen van € 11.128 waarvan € 10.350 (93%) ten laste van de handelsinkoopwaarde is gebracht.
4.13.
Namens de inspecteur is de auto door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) geïnspecteerd en getaxeerd. De bevindingen daarvan zijn in een rapport vastgelegd. DRZ heeft de historische nieuwprijs vastgesteld op € 74.983 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 25.516. Verder heeft DRZ geen schade geconstateerd.
4.14.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het rapport van DRZ het na te heffen bedrag, na toepassing van de extra leeftijdskorting van € 96, vastgesteld op € 1.916 en de belastingrente op € 13.

Motivering

4.15.
Belanghebbende stelt primair dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd en subsidiair dat de naheffingsaanslag moet worden verlaagd. Tussen partijen is niet in geschil dat voor auto’s 3 en 4 de extra leeftijdskorting van toepassing is.
Auto 1
4.16.
Ten aanzien van auto 1 heeft belanghebbende primair gesteld dat de inspecteur – door geen hertaxatie te laten verrichten door DRZ – het taxatierapport onvoldoende heeft betwist.
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de inspecteur in dit geval geen hertaxatie heeft laten uitvoeren, niet meebrengt dat het taxatierapport onvoldoende is betwist. Dit standpunt van belanghebbende vindt geen steun in het recht. Dat de inspecteur ervoor heeft gekozen om de fysieke schouw plaats te laten vinden door een medewerker van de Belastingdienst, maakt niet per definitie dat de bevindingen minder bewijskracht zouden hebben dan een schouw bij DRZ. Het primaire standpunt van belanghebbende faalt in zoverre.
4.18.
Subsidiair heeft belanghebbende gesteld dat de inspecteur ten onrechte geen schade in aanmerking heeft genomen. Volgens belanghebbende dient in iedere geval 72% van (een deel van) de schade, zijnde € 1.422 in aanmerking te worden genomen.
4.19.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, met hetgeen zij hiertoe heeft aangevoerd, niet aannemelijk gemaakt dat de auto ten tijde van het doen van aangifte de gestelde schade had. Met het taxatierapport en de daarbij gevoegde foto’s wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over aard en omvang van de gestelde schade. Gelet hierop is de naheffing ten aanzien van auto 1 tot een juist bedrag vastgesteld.
Historische nieuwprijs (auto’s 2, 3 en 4)
4.20.
Volgens belanghebbende heeft de inspecteur de historische nieuwprijs bij auto’s 2, 3 en 4 niet in overeenstemming met de netto catalogusprijs en daarom te laag vastgesteld. Uitgaande van de netto catalogusprijs van DRZ, dient de historische nieuwprijs als volgt te worden vastgesteld. Ter motivering van dit standpunt heeft belanghebbende onder meer verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2023. [1]
Netto catalogusprijs volgens DRZ
Historische nieuwprijs volgens de inspecteur
Historische nieuwprijs volgens belanghebbende
Auto 2
€ 42.917
€ 67.270
€ 68.009
Auto 3
€ 44.809
€ 44.809
€ 70.298
Auto 4
€ 52.106
€ 74.983
€ 76.655
4.21.
De inspecteur heeft in de beroepsfase het standpunt ingenomen dat het arrest van 22 december 2023 niet van toepassing is omdat in die zaak de netto cataloguswaarde en de handelsinkoopwaarde niet in geschil waren. De inspecteur betwist dat de netto catalogusprijs zoals deze is vastgesteld door DRZ, hetgeen ook in aanmerking is genomen voor de berekening van de naheffingsaanslag, juist is vastgesteld. Volgens de inspecteur kan niet worden uitgegaan van de netto catalogusprijs van de betreffende referentievoertuigen nu er geen Nederlandse catalogusprijs van deze auto’s zelf bestaat als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Wet Bpm. Voorts heeft de inspecteur betwist dat voor auto 2 uit kan worden gegaan van de netto catalogusprijs van de koerslijst Xray omdat de waarde van deze koerslijst lager is dan de koerslijsten AutotelexPro en Eurotax XchangeNet. Ten aanzien van auto 3 heeft de inspecteur primair gesteld dat de naheffing plaats dient te vinden op basis van het forfaitaire afschrijvingstabel dan wel dat de handelsinkoopwaarde vastgesteld dient te worden door de aankoopsom van auto 3 (zoals vermeld op de inkoopfactuur) vermeerderd met btw en bpm. Ook voor auto 4 dient de nieuwprijs volgens de inspecteur te worden gecorrigeerd.
4.22.
De rechtbank volgt de hierboven genoemde stellingen van de inspecteur niet. Vast staat dat van de auto’s zelf geen Nederlandse catalogusprijs bestaat. In artikel 9, vijfde lid, van de Wet Bpm staat dat als een Nederlandse catalogusprijs niet bekend is, de catalogusprijs door vergelijking wordt bepaald. [2] Ter zitting heeft de inspecteur gesteld dat de koerslijst Xray volgens hem onjuist is, maar heeft geen andere, beter vergelijkbare referentieauto ingebracht. Aangezien de taxateurs van beide partijen een vergelijking met deze referentieauto hebben gemaakt en ook zijn uitgegaan van dezelfde koerslijst, ziet de rechtbank geen aanleiding om bij het bepalen van de catalogusprijs niet uit te gaan van de netto catalogusprijs van deze referentieauto van € 42.917. Vermeerderd met btw van € 9.012 en een historische bruto Bpm van € 16.080, zoals bepleit door belanghebbende, stelt de rechtbank de historische nieuwprijs van auto 2 vast op € 68.009. Voor auto 3 stelt de rechtbank de historische nieuwprijs vast op € 70.298 [3] en voor auto 4 op € 76.655. [4] Het gelijk is op dit punt aan belanghebbende.
4.23.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank niet toe aan de behandeling van belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel.
Toepassing koerslijst Eurotaxglass’s (auto 2)
4.24.
Belanghebbende heeft verder het standpunt ingenomen voor auto 2 toch gebruik te willen maken van de koerslijst Eurotaxglass’s. De handelsinkoopwaarde van de auto moet dan worden vastgesteld op de koerslijstwaarde Eurotaxglass’s met toepassing van de correctiefactoren ‘markt- en dealersituatie’ van in totaal 15%. De inspecteur is in de bezwaarfase tegemoet gekomen aan het verzoek van belanghebbende en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat verlaagd naar € 37.910 in plaats van € 35.907. Uitgaande van de historische nieuwprijs van € 68.009 en een bruto Bpm van € 16.080 dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot € 2.705, aldus belanghebbende.
4.25.
De inspecteur heeft in de kern gesteld dat de bijtelling dealersituatie van 5% terecht niet is toegepast.
4.26.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur ten onrechte geen rekening gehouden met de correctiefactoren ‘markt- en dealersituatie’ van in totaal 15%. [5] Het beroep is in zoverre gegrond.
Waardevermindering in verband met schade (auto’s 2, 3 en 4)
4.27.
Belanghebbende heeft ter zitting haar standpunt ten aanzien van de deskundigheid en onafhankelijkheid van DRZ ingetrokken. Belanghebbende is echter van mening dat de naheffingsaanslag vernietigd dient te worden omdat bij de hertaxatie ten onrechte niet of nauwelijks schade is gecalculeerd. Belanghebbende wijst hiervoor naar het beleid dat binnen de branche is ontwikkeld ten aanzien van acceptabele gebruiksschade.
4.28.
De inspecteur stelt dat de bewijslast ten aanzien van de schade bij belanghebbende ligt en dat de schade op moment van de hertaxatie door DRZ aanwezig moet zijn. Verder is de inspecteur van mening dat, zo al sprake is van een beleid binnen de branche, hij hieraan niet gebonden is.
4.29.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast van de waardevermindering op belanghebbende rust. Belanghebbende heeft daartoe gewezen op de taxatierapporten die ten grondslag zijn gelegd aan de aangiften. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de auto’s ten tijde van het doen van aangifte meer schade had dan door DRZ is onderkend. Met de taxatierapporten en de daarbij gevoegde foto’s wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over aard en omvang van de gestelde schade. Dat, zoals belanghebbende stelt, binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en ‘echte schade’ en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto, kan niet tot een ander oordeel leiden. De inspecteur is niet gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat een hoger percentage van de geconstateerde schade in aanmerking dient te worden genomen.
Hoogte naheffingsaanslag
4.30.
Gelet op het voorgaande dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot € 9.356.
Auto 2
Auto 3
Auto 4
Historische nieuwprijs
€ 68.009
€ 70.298
€ 76.655
Handelsinkoopwaarde
€ 35.907
€ 43.069
€ 25.516
Afschrijving
€ 32.102
€ 27.229
€ 51.139
Bruto historische Bpm
€ 16.080
€ 16.080
€ 13.607
Afschrijvingspercentage
47,2%
38,7%
66,7%
Afschrijving
€ 7.591
€ 6.229
€ 9.078
Verschuldigde Bpm
€ 8.489
€ 9.851
€ 4.529
Voldaan op aangifte
€ 5.878
€ 6.005
€ 2.617
Naheffing
€ 2.611
€ 3.513 [6]
€ 1.759 [7]
Belastingrente
4.31.
De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Nu de met de belastingrentebeschikking samenhangende naheffingsaanslag zal worden verminderd, verstaat de rechtbank dat de inspecteur het bedrag van de belastingrente dienovereenkomstig zal verminderen.
Immateriële schadevergoeding
4.32.
Belanghebbende maakt aanspraak op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.33.
De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt in beginsel twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift op 9 juli 2021 door de inspecteur is ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 7 april 2025. Sinds de indiening van het bezwaarschrift tot de datum van deze uitspraak is een periode van bijna 45 maanden verstreken.
4.34.
Uit het voorgaande volgt dat de redelijke termijn met afgerond 21 maanden is overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 2.000. Omdat de bezwaarfase afgerond 29 maanden heeft geduurd en daarmee 23 maanden te lang, komt de overschrijding volledig voor rekening van de inspecteur.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep in de zaak 23/11979 [8] is ongegrond. De overige beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraken op bezwaar in de zaken 23/11980 tot en met 23/11982.
5.1.
Omdat de beroepen tegen de zaken 23/11980 tot en met 23/11982 [9] gegrond zijn moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in de zaak 23/11979 ongegrond;
- verklaart de beroepen in de zaken 23/11980 tot en met 23/11982 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar in de zaken 23/11980 tot en met 23/11982;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 9.356 en wijzigt de belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 2.000;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 7 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

3.Netto catalogusprijs van € 44.809 + btw van € 9.409 + historische bruto bpm van € 16.080.
4.Netto catalogusprijs van € 52.106 + btw van € 10.942 + historische bruto bpm van € 13.607.
5.Hoge Raad 28 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:336.
6.Na toepassing van de extra leeftijdskorting van € 333.
7.Na toepassing van de extra leeftijdskorting van € 153.
8.Auto 1.
9.Auto’s 2 tot en met 4.