In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college heeft op 2 juli 2024 besloten de bijstandsuitkering van eiseres in te trekken per 1 juli 2024, omdat zij niet langer haar hoofdverblijf en woonplaats in [plaats 1] heeft. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren.
Eiseres is sinds 24 oktober 2023 ingeschreven op een adres in Tilburg, maar verblijft sinds 31 maart 2024 op haar boot in [plaats 2]. Het college heeft geoordeeld dat haar verblijf op de boot niet tijdelijk is, omdat zij geen uitzicht heeft op terugkeer naar haar woning in [plaats 1]. Eiseres stelt dat haar verblijf op de boot tijdelijk is en dat er zeer dringende redenen zijn om haar bijstand te verlenen, maar de rechtbank oordeelt dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken. De rechtbank concludeert dat eiseres haar woonplaats in [plaats 1] heeft prijsgegeven en dat er geen grond is voor bijstandsverlening op basis van zeer dringende redenen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 april 2025.