ECLI:NL:RBZWB:2025:1878

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
24/7223
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens verlies hoofdverblijf en woonplaats

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college heeft op 2 juli 2024 besloten de bijstandsuitkering van eiseres in te trekken per 1 juli 2024, omdat zij niet langer haar hoofdverblijf en woonplaats in [plaats 1] heeft. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

Eiseres is sinds 24 oktober 2023 ingeschreven op een adres in Tilburg, maar verblijft sinds 31 maart 2024 op haar boot in [plaats 2]. Het college heeft geoordeeld dat haar verblijf op de boot niet tijdelijk is, omdat zij geen uitzicht heeft op terugkeer naar haar woning in [plaats 1]. Eiseres stelt dat haar verblijf op de boot tijdelijk is en dat er zeer dringende redenen zijn om haar bijstand te verlenen, maar de rechtbank oordeelt dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken. De rechtbank concludeert dat eiseres haar woonplaats in [plaats 1] heeft prijsgegeven en dat er geen grond is voor bijstandsverlening op basis van zeer dringende redenen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7223 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.M.A. Leijser),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. L.M.W. Reijrink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering.
1.1.
Met het besluit van 2 juli 2024 (primair besluit) heeft het college het recht van eiseres op een uitkering ingetrokken per 1 juli 2024. Met het bestreden besluit van 12 september 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens het college mr. L.M.W. Reijrink.
Feiten en omstandigheden
2. Vanaf 24 oktober 2023 staat eiseres in de Basisregistratie personen (Brp) ingeschreven op het [adres] in de gemeente Tilburg . De woning op dit adres is van haar vader. Eiseres ontving sinds 6 februari 2024 een bijstandsuitkering van het college.
2.1.
Vanaf 31 maart 2024 verblijft eiseres op haar boot in [plaats 2] . Het college heeft eiseres toestemming gegeven om tot 1 juli 2024 buiten [plaats 1] te verblijven.
2.2.
Op 1 juli 2024 heeft eiseres telefonisch aan het college verklaard dat zij nog altijd op haar boot verbleef en nog niet wist wanneer zij weer naar [plaats 1] zou gaan. Daarop heeft het college de bijstandsuitkering van eiseres per 1 juli 2024 ingetrokken op grond van artikel 40 van de Participatiewet (PW).
2.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt en tegelijk een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek afgewezen. [1]
Standpunt college
3. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken, omdat zij niet langer haar hoofdverblijf en woonplaats in [plaats 1] heeft. Het verblijf op haar boot in [plaats 2] ziet het college niet meer als tijdelijk, want eiseres kan niet terugkeren naar de woning van haar vader, heeft geen uitzicht op een andere woning in [plaats 1] en [plaats 1] beschikt niet over permanente ligplaatsen voor haar boot. Daarmee is terugkeer van eiseres naar [plaats 1] momenteel feitelijk onmogelijk.
Standpunt eiseres
4. Eiseres stelt dat haar verblijf in [plaats 2] van tijdelijke aard is. Zij doet er alles aan om terug te keren naar [plaats 1] . Daarnaast zijn er zeer dringende redenen om bijstand aan haar te verstrekken, enerzijds omdat zij bij de gemeente [plaats 2] geen bijstand kan aanvragen en anderzijds omdat zij als enige van de drie kinderen voor haar vader zorgt.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college terecht het recht op bijstand heeft beëindigd per 1 juli 2024. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft eiseres haar woonplaats prijsgegeven?
7. In artikel 40, eerste lid, van de PW is bepaald dat het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De woonplaats van de betrokkene is zijn/haar woonstede. Onder woonstede wordt een woning verstaan. [2] Het gaat dan om de plaats waar de betrokkene zijn/haar hoofdverblijf heeft. Het hoofdverblijf van een betrokkene is daar waar het zwaartepunt van zijn/haar persoonlijk leven zich bevindt. Dit dient te worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Als geen hoofdverblijf is aan te wijzen, dan wordt gekeken naar de plaats waar de betrokkene werkelijk verblijft.
7.1.
Een tijdelijk verblijf buiten de gemeente is niet van invloed op de woonplaats van een betrokkene, zolang betrokkene zijn woonstede niet prijs geeft. Of sprake is van een tijdelijk verblijf elders is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij kan bijvoorbeeld van belang zijn de duur van het verblijf elders of de wens en mogelijkheid om terug te keren naar de woonstede. Volgens vaste rechtspraak is geen sprake van een verplaatsing van het feitelijke woonadres, indien het gaat om een wijziging van de woon- en verblijfsituatie met een vooropgezet tijdelijk karakter. [3] Het gaat dan om een wijziging van korte duur, die verband houdt met het tijdelijk niet of niet goed kunnen bewonen van de eigen woning vanwege, bijvoorbeeld, een renovatie. Relevant is ook dat er geen aanwijzingen zijn dat de betrokkene zich in die periode elders heeft gevestigd en dat de betrokkene na de korte periode in zijn woning terugkeert.
7.2.
Het staat vast dat eiseres sinds 31 maart 2024 haar feitelijke verblijfplaats heeft op haar boot in [plaats 2] . Daarmee heeft zij daar haar woonplaats als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de PW. [4]
7.3.
Eiseres heeft aangevoerd dat het college ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiseres in de te beoordelen periode geen woonplaats meer had in de gemeente [plaats 1] . Eiseres stelt dat sprake is van een tijdelijk verblijf in [plaats 2] .
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat het verblijf van eiseres op haar boot niet van korte duur is. Evenmin is sprake van een tijdelijk karakter. Eiseres heeft [plaats 1] per 31 maart 2024 verlaten en per 1 juli 2024 had eiseres nog altijd niet een concreet voornemen en ook geen mogelijkheid om terug te keren naar [plaats 1] . Overigens is zij nog altijd niet teruggekeerd. Ter zitting heeft haar gemachtigde toegelicht dat eiseres inmiddels in de gemeente Mook en Middelaar verblijft en daar ook een uitkering ontvangt. Haar wens om terug te keren naar [plaats 1] , om voor haar vader te zorgen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, nu eiseres geen concreet zicht had op een terugkeer naar [plaats 1] .
7.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college de bijstandsuitkering van eiseres terecht per 1 juli 2024 heeft ingetrokken.
Kan eiseres een beroep doen op zeer dringende redenen?
8. Eiseres heeft een beroep gedaan op artikel 16, eerste lid, van de PW, dat de mogelijkheid geeft aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, in afwijking van paragraaf 2.2, toch bijstand te verlenen als zeer dringende redenen dat noodzakelijk maken. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres aan deze bepaling geen aanspraak op bijstand kan ontlenen, omdat zij niet op grond van paragraaf 2.2 van de PW is uitgesloten van het recht op bijstand. Dit betekent de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling of sprake is van zeer dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 16 van de PW.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 1 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet (PW)
Artikel 11, eerste lid
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 16, eerste lid
Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Artikel 40, eerste lid
Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. (…)
Burgerlijk Wetboek, Boek 1 (BW)
Artikel 10, eerste lid
De woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.
Artikel 11, eerste lid
Een natuurlijk persoon verliest zijn woonstede door daden, waaruit zijn wil blijkt om haar prijs te geven.

Voetnoten

2.Zie het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2101.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:879.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 6 juni 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX8729.