RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummers: BRE 24/6504, 24/6520 en 24/6533
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 april 2025 in de zaken tussen
1. [eiser 1]te [plaats 1] ,
2. [eiser 2]te [plaats 2] en
3. [eiser 3]te [plaats 2] ,
eisers (gezamenlijk aangeduid als de kapiteins),
(gemachtigde [eiser 1] : mr. L. Hoeben, gemachtigde [eiser 2] : mr. A.S. Schollaardt en gemachtigde [eiser 3] : mr. M. Rasterhoff),
De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,verweerder
(gemachtigde: mr. M.J.H. van de Burgt).
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op de beroepen van de kapiteins tegen de bestreden besluiten van de staatssecretaris van 22 juli 2024 over het toekennen van punten wegens vermeende ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (het GVB).
1.1De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2De rechtbank heeft de beroepen op 18 februari 2025 op zitting behandeld.
De kapiteins zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.
Tijdens deze zitting zijn ook de beroepen van de visserijbedrijven behandeld. In die zaken volgt een aparte uitspraak.
Namens de staatssecretaris is de gemachtigde verschenen, bijgestaan door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .
Totstandkoming van de besluiten
2. [visserijbedrijf 1] B.V., [visserijbedrijf 2] B.V. en [visserijbedrijf 3] B.V. (hierna: de visserijbedrijven) exploiteren visserijbedrijven die zijn gevestigd in [plaats 2] . De kapiteins werken op de vissersvaartuigen van de visserijbedrijven.
[eiser 1] (24/6520)
2.1[visserijbedrijf 1] B.V. is eigenaar van het [vissersvaartuig 1] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning.
2.2Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 14 april 2023 heeft een inspectie plaatsgevonden aan boord van [vissersvaartuig 1] in de haven van Vlissingen.
Tijdens deze inspectie na de eerste lossing werden in een (afgesloten) ruimte diverse vuilniszakken, tonnen en emmers met vis aangetroffen, die door de politie in beslag zijn genomen en zijn gewogen. De aangetroffen vis bestond uit:
- 5,8 kilogram griet;
- 10,8 kilogram ondermaatse zeebaars;
- 15,2 kilogram zeebaarsfilet;
- 14,6 kilogram roggenvleugels;
- 202,8 kilogram ontkopte en gevilde tong; en
- 11,2 kilogram ontkopte wijting.
In totaal werd 260,4 kilogram vis aangetroffen op [vissersvaartuig 1] .
[eiser 1] was als kapitein aanwezig op [vissersvaartuig 1] op 14 april 2023 en gedurende de visreis van 9 tot en met 13 april 2023.
2.3Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Vervolgens heeft een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (NVWA) op 9 juni 2023 een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
2.4De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister) heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 14 april 2023 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt.
2.5Met het aan [visserijbedrijf 1] B.V. gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen voor het op 14 april 2023 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening van functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen (5 punten);
3. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
4. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het fileren van zeebaars (5 punten);
5. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 25 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Als [visserijbedrijf 1] B.V. in totaal 18 punten of meer heeft, zal haar visvergunning voor twee maanden worden geschorst.
2.6Met het primaire besluit van 15 maart 2024 heeft de minister ook aan [eiser 1] , als de kapitein van het [vissersvaartuig 1] , 12 punten toegekend.
[eiser 2] (24/6504)
2.7[visserijbedrijf 2] B.V. is eigenaar van [vissersvaartuig 2] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning.
2.8Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 14 april 2023 heeft een inspectie plaatsgevonden aan boord van de [vissersvaartuig 2] in de haven van Vlissingen.
Tijdens deze inspectie na de eerste lossing is aan boord van de [vissersvaartuig 2] nabij de sorteermachine op het bovendek een blauwe krat met daarin grijze vuilniszakken aangetroffen. In deze vuilniszakken zat vis. Na weging van de zakken door de politie bleek de vis in de vuilniszakken te bestaan uit 66,4 kilogram ontkopte en gevilde tong.
[eiser 2] was tijdens de inspectie op 14 april 2023 als kapitein aanwezig op de [vissersvaartuig 2] .
2.9Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Vervolgens heeft een inspecteur van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt en is dit doorgestuurd aan de RVO.
2.1De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 14 april 2023 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt.
2.11Met het aan [visserijbedrijf 2] B.V. gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen voor het op 14 april 2023 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
3. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 15 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Omdat [visserijbedrijf 2] B.V. nu in totaal 18 punten heeft, heeft de minister haar visvergunning voor twee maanden geschorst.
2.12Met het primaire besluit van 15 maart 2024 heeft de minister ook aan [eiser 2] , als de kapitein van [vissersvaartuig 2] , 12 punten toegekend.
[eiser 3] (24/6533)
2.13[visserijbedrijf 3] B.V. is eigenaar van [vissersvaartuig 3] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning.
2.14Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 20/21 oktober 2022 werd de vangst afkomstig van [vissersvaartuig 3] gecontroleerd.
2.15Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt
.Daarin staat vermeld dat in de nacht van 20 op 21 oktober 2022 is waargenomen dat een voertuig om 01.58 uur aan de kade bij [vissersvaartuig 3] stopte met de achterzijde richting het vaartuig. Nadat de bestuurder de achterdeuren van het voertuig opende, werden er in hoog tempo vuilniszakken en kratten van [vissersvaartuig 3] in het voertuig geladen, waarop de bestuurder om 02.01 uur weer in het voertuig stapte en wegreed. Hierop is het voertuig om 02.10 uur staande gehouden en doorzocht. In het voertuig werden meer dan 20 zakken met ondermaatse tong aangetroffen, met een gemiddeld gewicht van 12 kilogram per vuilniszak. De ondermaatse tong in het voertuig is niet gewogen en geregistreerd in de aangifte van aanlanding.
[eiser 3] was tijdens de inspecties op 14 april 2023 en 20/21 oktober 2022 als kapitein op [vissersvaartuig 3] aanwezig.
2.16Vervolgens heeft een inspecteur van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de RVO.
2.17De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 20/21 oktober 2022 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt.
2.18Met het aan [visserijbedrijf 3] B.V. gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen voor het op 20/21 oktober 2022 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen, namelijk het niet aanlanden en verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
3. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
4. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens, namelijk het niet gebruiken van de feitelijke weeggegevens bij de aangifte van aanlanding (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 20 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Omdat [visserijbedrijf 3] B.V. nu in totaal 20 punten heeft, heeft de minister haar visvergunning voor twee maanden geschorst.
2.19Met het primaire besluit van 15 maart 2024 heeft de minister ook aan [eiser 3] , als de kapitein van [vissersvaartuig 3] , 12 punten toegekend.
De procedures
2.2De kapiteins hebben bezwaar gemaakt tegen de aan hen gerichte primaire besluiten en de visserijbedrijven hebben de voorzieningenrechter verzocht om hangende de bezwaarprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
2.21Op 29 december 2023 schorste de voorzieningenrechter de werking van de primaire besluiten gericht aan de visserijbedrijven tot één week na de zitting in de voorlopige voorzieningenprocedure.
2.22Met de uitspraak van 2 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter de verzoeken van [visserijbedrijf 1] B.V. en [visserijbedrijf 3] B.V. afgewezen. Het verzoek van [visserijbedrijf 2] B.V. werd toegewezen en het aan haar gerichte primaire besluit werd geschorst tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar.
2.23De visvergunning van [visserijbedrijf 3] B.V. is na de uitspraak van de voorzieningenrechter twee maanden geschorst geweest.
2.24Op 27 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
2.25Met de bestreden besluiten van 22 juli 2024 heeft de staatssecretaris op de bezwaren van de kapiteins besloten. Het aantal toegekende punten voor de geconstateerde ernstige inbreuken is niet veranderd.
Na het nemen van de bestreden besluiten is de stand van zaken als volgt:
- [vissersvaartuig 1] : [visserijbedrijf 1] B.V. en kapitein [eiser 1] hebben beiden 12 punten gekregen, hun visvergunningen worden niet geschorst;
- de [vissersvaartuig 2] : [visserijbedrijf 2] B.V. en kapitein [eiser 2] hebben beiden 12 punten gekregen, de visvergunning van [visserijbedrijf 2] wordt voor twee maanden geschorst, de visvergunning van [eiser 2] wordt niet geschorst;
- [vissersvaartuig 3] : [visserijbedrijf 3] B.V. en kapitein [eiser 3] hebben beiden2 punten gekregen, de visvergunning van [visserijbedrijf 3] is twee maanden geschorst geweest, de visvergunning van [eiser 3] wordt niet geschorst.
2.26De visserijbedrijven hebben hangende deze beroepsprocedure verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend.
2.27De staatssecretaris heeft de effectuering van de bestreden besluiten opgeschort tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.28Met de uitspraak van 10 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter de verzoeken van de visserijbedrijven toegewezen en de bestreden besluiten geschorst tot de einduitspraak van de rechtbank in de beroepszaken.
Beroepsgronden [eiser 1]
3.1[eiser 1] stelt dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is. Daartoe voert hij allereerst aan dat geen deugdelijke en controleerbare vaststelling van de relevante feiten heeft plaatsgevonden. Gegevens over de gebruikte onderzoeksmethoden ontbreken. Volgens [eiser 1] blijkt uit foto’s (bijlagen 2 en 3 bij zijn beroepschrift) dat de vis op onjuiste wijze is gemeten.
3.2[eiser 1] stelt dat de inbreng en het gebruik van het raadkamerdossier uit de strafrechtelijke procedure in de bezwaarfase in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De heroverweging in de bezwaarfase mag volgens hem niet steunen op het nieuwe feitencomplex zoals dat volgt uit het raadkamerdossier.
3.3[eiser 1] stelt dat het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel is.
Volgens hem is onvoldoende gemotiveerd dat hij op structurele basis ernstige inbreuken op de regels van het GVB heeft begaan. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit volgens [eiser 1] ten onrechte geen individuele beoordeling gemaakt ten aanzien van de ernst van de vermeende schending, aan de hand van de aangerichte schade, de waarde en omvang van de inbreuk en/of herhaling daarvan.
3.4[eiser 1] stelt dat geen sprake is van gedragingen die als ernstige inbreuken (en daarmee als te sanctioneren overtredingen) kunnen worden aangemerkt. De vaststelling van ondermaatsheid heeft op gebrekkige wijze plaatsgevonden en er is volgens hem geen sprake van een ‘verborgen ruimte’ op [vissersvaartuig 1] . Voor het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen zijn ten onrechte 5 punten toegekend, aldus [eiser 1] .
3.5[eiser 1] stelt dat de artikelen 17, 11 en 8 van de Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020 (de Beleidsregel) ten onrechte zijn toegepast.
Artikel 17 van de Beleidsregel is volgens hem niet van toepassing omdat het vermeende achterhouden van vangst niet kan worden aangemerkt als het ‘hinderen’ van toezichthouders of waarnemers als bedoeld in artikel 17 van de Beleidsregel.
Artikel 11 van de Beleidsregel is volgens hem niet van toepassing omdat ten tijde van het onderzoek aan het vaartuig
in de toezichts- en opsporingsfasegeen sprake is geweest van een situatie van welbewust knoeien, verborgen houden of doen verdwijnen van bewijsmateriaal. Volgens [eiser 1] zijn daarbij aan hem ten onrechte twee keer 5 punten toegekend, zowel voor het knoeien met tong (ontkoppen) als voor het knoeien met zeebaars (fileren). [eiser 1] wijst erop dat aan hem enerzijds wordt verweten dat de zeebaars niet gemeten kan worden omdat deze is gefileerd (artikel 11 van de Beleidsregel), terwijl anderzijds wordt verweten dat ondermaatse zeebaars aan boord is genomen en verborgen is gehouden (artikel 12 van de Beleidsregel). Deze twee verwijten kunnen volgens hem niet naast elkaar bestaan.
Met betrekking tot artikel 8 van de Beleidsregel voert [eiser 1] aan dat het vermeend achterhouden van vangst niet maakt dat niet is voldaan aan de vereisten die worden gesteld aan de aangifte van aanlanding. De aan boord aangetroffen vis is niet gelost, niet gewogen en daarom volgens [eiser 1] terecht niet meegenomen in de aangifte van aanlanding.
3.6[eiser 1] stelt tot slot dat in het bestreden besluit ten onrechte geen toepassing is gegeven aan de (nieuwe) evenredigheidstoets. Er is volgens [eiser 1] sprake van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat de gevolgen van het bestreden besluit in dit specifieke geval onevenredig zijn in verhouding met de doelen van de Beleidsregel. Daartoe voert hij aan dat de hoeveelheid daadwerkelijk aangetroffen vis zeer gering is en dat het gaat om ‘braadjes’ ten behoeve van consumptie door de bemanningsleden en hun familie. Volgens [eiser 1] zijn dergelijke hoeveelheden bij andere schepen wel aangemerkt als braadje, zodat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Voor zover sprake is van een aantasting van het mariene milieu is die aantasting volgens [eiser 1] zeer beperkt. Hij wijst verder op de beperkte omvang van de vermeende overtredingen, het beperkte behaalde voordeel en de potentiële grote financiële gevolgen. Volgens [eiser 1] heeft het besluit een punitief karakter, zodat een indringendere toets aan het evenredigheidsbeginsel vereist is. Ten onrechte is bij de beoordeling van de evenredigheid geen rekening gehouden met de lopende strafrechtelijke vervolging, aldus [eiser 1] .