Op 10 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van drie verzoeksters, die visserijbedrijven exploiteren in [plaats 1]. De verzoeksters hebben een voorlopige voorziening gevraagd tegen de besluiten van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, die hen punten had toegekend voor ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en hun visvergunningen en vismachtigingen had geschorst. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 26 september 2024 behandeld, waarbij de verzoeksters en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeksters een groot financieel belang hebben bij hun verzoeken, en dat de opgelegde sancties ingrijpende gevolgen zouden hebben voor hun ondernemingen. Er waren twijfels over de houdbaarheid van de puntentoekenning, vooral de 7 punten die waren toegekend voor het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen. De voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten geschorst tot de einduitspraak van de rechtbank in de beroepszaken, en de verzoeksters kregen hun griffierecht terugbetaald. De staatssecretaris werd ook veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoeksters.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de sancties en de gevolgen daarvan voor de betrokken visserijbedrijven. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen en de bestreden besluiten geschorst, wat betekent dat de visvergunningen en vismachtigingen voorlopig niet worden uitgevoerd totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in de beroepszaken.