ECLI:NL:RBZWB:2024:6905

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
24/5881, 24/5883 en 24/5885
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening visserijzaken en schorsing visvergunningen

Op 10 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van drie verzoeksters, die visserijbedrijven exploiteren in [plaats 1]. De verzoeksters hebben een voorlopige voorziening gevraagd tegen de besluiten van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, die hen punten had toegekend voor ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en hun visvergunningen en vismachtigingen had geschorst. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 26 september 2024 behandeld, waarbij de verzoeksters en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeksters een groot financieel belang hebben bij hun verzoeken, en dat de opgelegde sancties ingrijpende gevolgen zouden hebben voor hun ondernemingen. Er waren twijfels over de houdbaarheid van de puntentoekenning, vooral de 7 punten die waren toegekend voor het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen. De voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten geschorst tot de einduitspraak van de rechtbank in de beroepszaken, en de verzoeksters kregen hun griffierecht terugbetaald. De staatssecretaris werd ook veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoeksters.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de sancties en de gevolgen daarvan voor de betrokken visserijbedrijven. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen en de bestreden besluiten geschorst, wat betekent dat de visvergunningen en vismachtigingen voorlopig niet worden uitgevoerd totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in de beroepszaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/5881, 24/5883 en 24/5885 VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2024 in de zaken tussen

1. [verzoekster 1],
2. [verzoekster 2],
3. [verzoekster 3],
allen uit [plaats 1] , verzoeksters
(gemachtigde: mr. L.S.E. Hinrichs en mr. R.S. Wijling),
en

De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoeksters tegen de bestreden besluiten van de staatssecretaris van 22 juli 2024 over het toekennen van punten, het schorsen van visvergunningen, en het schorsen van vismachtigingen meerjarenplan Noordzee (hierna: vismachtigingen).
1.1.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoeksters [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] (bestuurders) en de gemachtigden, en namens de staatssecretaris de gemachtigde.

Totstandkoming van de besluiten

2. Verzoeksters exploiteren visserijbedrijven die zijn gevestigd in [plaats 1] .
[verzoekster 1] (24/5883 VV)
2.1.
[verzoekster 1] is eigenaar van het vissersvaartuig [naam 5] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 14 april 2023 heeft een inspectie plaatsgevonden aan boord van de [naam 5] in de haven van [plaats 2] .
Tijdens deze inspectie na de eerste lossing werden in een (afgesloten) ruimte diverse vuilniszakken, tonnen en emmers met vis aangetroffen, die door de politie in beslag zijn genomen en zijn gewogen. In totaal werd 260,4 kilogram vis aangetroffen op de [naam 5] .
Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Vervolgens heeft een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (NVWA) een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister) heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 14 april 2023 ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (het GVB) zijn gemaakt.
Met het aan [verzoekster 1] gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen [1] voor het op 14 april 2023 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening van functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen (5 punten);
3. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
4. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het fileren van zeebaars (5 punten);
5. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registeren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 25 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Als [verzoekster 1] in totaal 18 punten of meer heeft, zal haar visvergunning voor twee maanden worden geschorst. [2]
Aanvullend heeft de minister de vismachtiging van de [naam 5] voor een periode van 12 maanden geschorst.
[verzoekster 2] (24/5881 VV)
2.2.
[verzoekster 2] is eigenaar van het vissersvaartuig [naam 6] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 14 april 2023 heeft een inspectie plaatsgevonden aan boord van de [naam 6] in de haven van [plaats 2] .
Tijdens deze inspectie na de eerste lossing is aan boord van de [naam 6] nabij de sorteermachine op het bovendek een blauwe krat met daarin grijze vuilniszakken aangetroffen. In deze vuilniszakken zat vis. Na weging van de zakken door de politie bleek de aangetroffen vis in de vuilniszakken te bestaan uit 66,4 kilogram ontkopte tong.
Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Vervolgens heeft een inspecteur van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de RVO.
De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 14 april 2023 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt.
Met het aan [verzoekster 2] gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen voor het op 14 april 2023 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
3. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registeren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 15 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Omdat [verzoekster 2] nu in totaal 18 punten heeft, heeft de minister haar visvergunning voor twee maanden geschorst. Aanvullend heeft de minister de vismachtiging van de [naam 6] voor een periode van 6 maanden geschorst.
[verzoekster 3] (24/5885 VV)
2.3.
[verzoekster 3] is eigenaar van het vissersvaartuig [naam 7] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 20/21 oktober 2022 werd de vangst afkomstig van de [naam 7] gecontroleerd.
Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Daarin staat vermeld dat in de nacht van 20 op 21 oktober 2022 is waargenomen dat een voertuig om 01.58 uur aan de kade bij de [naam 7] stopte met de achterzijde richting het vaartuig. Nadat de bestuurder de achterdeuren van het voertuig opende, werden er in hoog tempo vuilniszakken en kratten van de [naam 7] in het voertuig geladen, waarop de bestuurder om 02.01 uur weer in het voertuig stapte en wegreed. Hierop is het voertuig om 02.10 uur staande gehouden en doorzocht. In het voertuig werden meer dan 20 zakken met ondermaatse tong aangetroffen, met een gemiddeld gewicht van 12 kilogram per vuilniszak. De ondermaatse tong in het voertuig is niet gewogen en geregistreerd in de aangifte van aanlanding.
Vervolgens heeft een inspecteur van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de RVO.
De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 20 oktober 2023 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt.
Met het aan [verzoekster 3] gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen voor het op 20 oktober 2022 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen, namelijk het niet aanlanden en verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
3. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
4. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registeren van de met de vangst verband houdende gegevens, namelijk het niet gebruiken van de feitelijke weeggegevens bij de aangifte van aanlanding (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 20 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Omdat [verzoekster 3] nu in totaal 20 punten heeft, heeft de minister haar visvergunning voor twee maanden geschorst. Aanvullend heeft de minister de vismachtiging van de [naam 7] voor een periode van 12 maanden geschorst.
De procedures
2.4.
Verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen de aan hen gerichte primaire besluiten en hebben de voorzieningenrechter verzocht om hangende de bezwaarprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
Op 29 december 2023 heeft de voorzieningenrechter de werking van de primaire besluiten geschorst tot één week na de zitting in de voorlopige voorzieningenprocedure.
Met de brief van 22 januari 2024 heeft de minister de schorsing van de vismachtigingen uitgesteld tot twee weken na de beslissingen op bezwaar.
Met de uitspraak van 2 februari 2024 [3] heeft de voorzieningenrechter de verzoeken van [verzoekster 1] en [verzoekster 3] afgewezen. Het verzoek van [verzoekster 2] werd toegewezen en het aan haar gerichte primaire besluit werd geschorst tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar.
De visvergunning van [verzoekster 3] is na de uitspraak van de voorzieningenrechter twee maanden geschorst geweest.
Op 27 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in de bezwaarprocedure.
Met de besluiten van 15 maart 2024 werden aan de kapiteins van de vissersvaartuigen [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] ook punten toegekend. Zij hebben hier bezwaar tegen gemaakt.
Met de bestreden besluiten van 22 juli 2024 heeft de staatssecretaris op de bezwaren van verzoeksters en op die van de kapiteins besloten.
Zowel verzoeksters als de kapiteins hebben hiertegen beroep ingesteld.
Alleen verzoeksters hebben hangende deze beroepsprocedure verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend.
De staatssecretaris heeft de effectuering van de bestreden besluiten opgeschort tot na deze uitspraak van de voorzieningenrechter.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is de stand van zaken?
3. Na het nemen van de bestreden besluiten van 22 juli 2024 is de stand van zaken als volgt:
  • de [naam 5] van [verzoekster 1] heeft 12 punten gekregen, haar visvergunning wordt niet geschorst, de vismachtiging wordt voor 13 weken geschorst in plaats van voor 12 maanden;
  • de [naam 6] van [verzoekster 2] heeft 12 punten gekregen, haar visvergunning wordt voor twee maanden geschorst, de vismachtiging wordt voor 3 weken geschorst in plaats van voor 6 maanden;
  • de [naam 7] van [verzoekster 3] heeft 12 punten gekregen, haar visvergunning is twee maanden geschorst geweest, de vismachtiging wordt voor 8 weken geschorst in plaats van voor 12 maanden.
Hoe luidt het oordeel van de voorzieningenrechter?
4. De voorzieningenrechter zal de verzoeken om voorlopige voorziening toewijzen. Daartoe overweegt hij als volgt.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoeksters ter zitting voldoende onderbouwd dat zij een groot financieel belang hebben bij hun verzoeken om voorlopige voorziening. Zij verkeren weliswaar (nog) niet in een financiële noodsituatie, maar als de opgelegde sancties worden geëffectueerd, heeft dat ingrijpende gevolgen voor de ondernemingen, hun bedrijfsvoering, hun werknemers en hun afnemers.
Daarnaast zijn er bij de voorzieningenrechter – net als bij de voorzieningenrechter die eerder haar oordeel gaf – twijfels gerezen over de houdbaarheid van de puntentoekenning, met name de 7 punten die aan verzoeksters zijn toegekend vanwege het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers op grond van artikel 17 van de ‘Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020’ [4] .
Als in de beroepen van verzoeksters zou blijken dat de puntentoekenning geen stand kan houden, heeft dat oordeel gevolgen voor de schorsing van de visvergunning van [verzoekster 2] en ook voor de schorsingen van de vismachtigingen van alle drie de verzoeksters.
Met de bestreden besluiten heeft de staatssecretaris immers een koppeling gemaakt tussen de puntentoekenning en de duur van de schorsing van de vismachtigingen. Ook over die gemaakte koppeling en de vaststelling van de schorsingsperiodes in relatie tot het doel van de maatregel zijn vragen gerezen bij de voorzieningenrechter.
Verder hebben verzoeksters onder meer aangevoerd dat de aanvullende sanctie van schorsing van de vismachtiging helemaal niet opgelegd kan worden, omdat de sancties punitief zijn en de bestreden besluiten in strijd zijn met de onschuldpresumptie zoals opgenomen in artikel 6, tweede lid, van het EVRM. Verder is volgens hen sprake van een ontoelaatbare cumulatie van (herstel)sancties, wat in strijd is met artikel 5:6 van de Awb. Ook zijn verzoeksters al geconfronteerd met strafvervolging en inbeslagname van vaartuigen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn dit allemaal aspecten die zich bij uitstek lenen voor een beoordeling ten principale door de meervoudige kamer van de rechtbank.
De behandeling ter zitting zal vermoedelijk in het eerste kwartaal van 2025 plaatsvinden, tegelijk met de beroepszaken van de drie kapiteins van de vissersvaartuigen.
De voorzieningenrechter heeft de gemachtigden van partijen er op de zitting al op gewezen dat de rechtbank in de bodemprocedures van verzoeksters ook dient te beschikken over het raadkamerdossier uit de strafprocedure, voor zover dat betrekking heeft op verzoeksters en voor zover dat door de staatssecretaris bij de bestreden besluiten is betrokken.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en schorst de bestreden besluiten tot de einduitspraak van de rechtbank in de beroepszaken BRE 24/5882, 24/5884 en 24/5886 BESLU.
5.1
Verder zal de voorzieningenrechter bepalen dat verzoeksters alle drie het door hen betaalde griffierecht terugkrijgen (€ 371,- per verzoekster).
Daarnaast veroordeelt de voorzieningenrechter de staatssecretaris in vergoeding van de proceskosten van verzoeksters. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde geldt een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigden hebben het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening toe en schorst de bestreden besluiten tot de einduitspraak van de rechtbank in de beroepszaken BRE 24/5882, 24/5884 en 24/5886 BESLU;
  • draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 371,- per verzoekster (€ 1.113,- totaal) te vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeksters.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 10 oktober 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 126 van de Verordening (EU) nr. 404/2011 (de Uitvoeringsverordening).
2.Met toepassing van artikel 129, eerste lid, van de Uitvoeringsverordening.
4.Staatscourant 2020, 35857.