1.1.Tijdens een inspectie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op 26 juli 2016 op het vissersvaartuig is geconstateerd dat is gevist met binnenkuilen, wat verboden netvoorzieningen zijn. Verder is in vijf willekeurig gecontroleerde kisten 1,5% ondermaatse tong aangetroffen die vermengd was met maatse tong. Alle vangsten van exemplaren die kleiner zijn dan de toepasselijke minimum instandhoudingsreferentiegrootte en die aan boord van een vissersvaartuig worden gehouden moeten worden opgeslagen in bakken, ruimten of containers, onderscheiden van andere bakken, ruimten of containers. Die vangsten mogen niet worden vermengd met andere visserijproducten. Alle 58 in het ruim aanwezige kisten met tong zijn in beslag genomen en in opdracht van de inspecteur apart gezet met behulp van spanbanden. Kapitein [wederpartij B] is als bewaarder aangewezen. Tijdens het sorteren van de tong op de afslag op 29 juli 2016 is in de 53 in beslag genomen kisten geen ondermaatse tong aangetroffen. Daaruit is de conclusie getrokken dat is geknoeid met bewijsmateriaal dat van belang was in het kader van onderzoek.
2. De minister heeft hetgeen uit de inspectie is gebleken aangemerkt als ernstige inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Europese Unie. Met dit beleid wordt beoogd een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen te garanderen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt. Bij de besluiten van 14 oktober 2016 heeft de minister vier punten toegekend voor het vissen met verboden netvoorzieningen en vijf punten voor het knoeien met bewijsmateriaal dat van belang was voor het onderzoek.
3. De relevante regelgeving is opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat [wederpartij] terecht heeft betoogd dat de minister niet is geslaagd in de op hem op grond van artikel 3, eerste lid, onder g, van de Verordening (EG) nr. 1005/2008 rustende bewijsvoering om aan te tonen dat met het bewijsmateriaal is geknoeid. Tijdens de inspectie zijn op basis van een steekproef vijf kisten gecontroleerd. Hierin is 1,5% ondermaatse tong aangetroffen. Het enkele feit dat in de overige 53 in beslag genomen kisten geen enkele ondermaatse tong is aangetroffen na aanlanding maakt volgens de rechtbank niet dat daarmee buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat [wederpartij] met bewijsmateriaal heeft geknoeid. Het vermoeden van de minister dat de partij tong na het vertrek van de inspectie en voor de aanlanding door de bemanning opnieuw is gesorteerd waarbij de ondermaatse tong eruit is gehaald, is daartoe onvoldoende. De rechtbank heeft hierbij van belang geacht dat de minister de 53 andere kisten had kunnen laten verzegelen of dat hij iemand aan boord had kunnen achterlaten dan wel het schip na constatering van de overtreding rechtstreeks naar de thuishaven had kunnen laten varen. De rechtbank heeft vervolgens het besluit van 3 mei 2017 vernietigd en de besluiten van 14 oktober 2017 herroepen.
Het hoger beroep van de minister
5. De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet aangetoond acht dat met bewijsmateriaal is geknoeid. Hij voert hiertoe aan dat één van de kenmerken van het vissen met de verboden binnenkuilen is dat bij het gebruik ervan nagenoeg geen vis meer kan ontsnappen waardoor meer kleinere vis dan is toegestaan wordt gevangen. Als de vis aan boord wordt gehaald moet de maatse vis worden gescheiden van de ondermaatse vis. De rechtbank miskent volgens de minister dat het percentage van 1,5% ondermaatse vis representatief is te achten voor de overige niet gecontroleerde kisten. Volgens de minister betekent daarom het feit dat geen ondermaatse tong is aangetroffen bij het sorteren van de in beslag genomen partij vis na het aanlanden dat is geknoeid met het bewijsmateriaal. Dit volgt volgens de minister ook uit de berekeningen van het gewicht tong aan boord en bij de visafslag. De rechtbank heeft verder een verkeerde uitleg gegeven aan de verklaringen van de inspecteur tijdens de zitting dat misschien opdracht is gegeven de aangetroffen ondermaatse vis bij de zogenoemde ‘discard’ te doen. De minister betoogt voorts dat de door de rechtbank genoemde maatregelen niet gebruikelijk zijn bij de werkwijze die de inspecteur tijdens inspecties hanteert. Bij deze werkwijze wordt voor het bepalen van de aanwezigheid van ondermaatse vis een steekproef genomen. Van het achterlaten van inspecteurs aan boord van het vissersvaartuig en of het opbrengen van het voertuig naar een Nederlandse haven wordt afgezien omdat dit veel visverlet oplevert en de inspectie in dat geval te tijdrovend wordt. Verzegelen van alle kisten is verder nagenoeg niet uitvoerbaar, aldus de minister.
Het oordeel van de Afdeling
6. Ter beoordeling staat alleen de vraag of de minister terecht vijf punten heeft toegekend aan de visvergunning voor het knoeien met bewijsmateriaal. De vier toegekende punten voor het vissen met verboden netvoorzieningen te weten binnenkuilen zijn niet in geschil. Deze toekenning staat daarom vast.