ECLI:NL:RBZWB:2024:592

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_12388, AWB- 23_12389 en AWB- 23_12390 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake visvergunningen en vismachtigingen in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Op 2 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in drie zaken betreffende verzoeken om voorlopige voorzieningen van visserijbedrijven tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoeksters, eigenaren van vissersvaartuigen, hadden bezwaar gemaakt tegen de toekenning van punten voor ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en de daaropvolgende schorsing van hun visvergunningen en vismachtigingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voor verzoekster 1 geen spoedeisend belang was, omdat de schorsing van haar vismachtiging was opgeschort. Voor verzoekster 2 werd het verzoek toegewezen, omdat de puntentoekenning onvoldoende was gemotiveerd, waardoor de schorsing van haar visvergunning werd geschorst tot zes weken na het besluit op bezwaar. Het verzoek van verzoekster 3 werd afgewezen, omdat de puntentoekenning en schorsing van haar visvergunning als herstelmaatregel werden beschouwd en niet als straf. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat verzoekster 3 betrokken was bij ernstige inbreuken op het GVB. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij de toekenning van punten en de schorsing van vergunningen in het kader van het GVB.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/12388, 23/12389 en 23/12390 VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 februari 2024 in de zaken tussen

1. [naam verzoekers 1] .,
2. [naam verzoekers 2] .,
3. [naam verzoekers 3],
allen uit [vestigingsplaats verzoekers] , verzoeksters
(gemachtigden: mr. L.S.E. Hinrichs en mr. R.S. Wijling),
en

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. drs. P.J. Kooiman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoeksters tegen de bestreden besluiten van de minister van 21 december 2023 over het toekennen van punten, het schorsen van visvergunningen, en het schorsen van vismachtigingen meerjarenplan Noordzee (hierna: vismachtigingen).
1.1.
In de uitspraak van 29 december 2023 heeft de voorzieningenrechter de bestreden besluiten door middel van een ordemaatregel geschorst tot uiterlijk één week na de zitting waarop de verzoeken worden behandeld.
1.2.
Met de brief van 22 januari 2024 heeft de gemachtigde van de minister laten weten dat de minister de maatregel van schorsing van de vismachtigingen met ingang van 1 januari 2024 opschort tot twee weken nadat op het bezwaarschrift is beslist.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 26 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoeksters J [namen bestuurders] (bestuurders) en de gemachtigden, en namens de minister de gemachtigde en [naam betrokkene] .

Totstandkoming van de besluiten

2. Verzoeksters exploiteren visserijbedrijven die zijn gevestigd in [vestigingsplaats verzoekers] .
Zaak BRE 23/12388 VV
2.1.
[naam verzoekers 1] is eigenaar van het vissersvaartuig [naam vaartuig] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
In het kader van een onderzoek naar zwarte en illegale vangst en de verkoop van ondermaatse vis heeft op 14 april 2023 een inspectie plaatsgevonden aan boord van de [naam vaartuig] in de haven van [plaats haven] . Tijdens deze inspectie na de eerste lossing werden in een (afgesloten) ruimte diverse vuilniszakken, tonnen en emmers met vis aangetroffen, die door de politie in beslag zijn genomen en zijn gewogen. De aangetroffen vis bestond uit:
  • 5,8 kilogram griet;
  • 10,8 kilogram ondermaatse zeebaars;
  • 15,2 kilogram zeebaarsfilet;
  • 14,6 kilogram roggenvleugels;
  • 202,8 kilogram ontkopte en gevilde tong; en
  • 11,2 kilogram ontkopte wijting.
Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Vervolgens heeft een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (NVWA) een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 14 april 2023 ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (het GVB) zijn gemaakt, op basis waarvan de minister heeft besloten om bestuursrechtelijk op te treden.
Met het aan [naam verzoekers 1] gerichte bestreden besluit heeft de minister besloten om aan haar vanaf de datum van het bestreden besluit punten toe te kennen [1] voor het op 14 april 2023 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
Het bemoeilijken van de taakuitoefening van functionarissen of waarnemers (7 punten);
Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen (5 punten);
Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het fileren van zeebaars (5 punten);
Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registeren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 25 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Als [naam verzoekers 1] in totaal 18 punten of meer heeft, zal haar visvergunning voor twee maanden worden geschorst [2] .
Aanvullend heeft de minister met het bestreden besluit de vismachtiging van de [naam vaartuig] voor een periode van 12 maanden geschorst met ingang van 1 januari 2024.
Zaak BRE 23/12389 VV
2.2.
[naam verzoekers 2] is eigenaar van het vissersvaartuig [naam vaartuig] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
Op 14 april 2023 heeft een inspectie plaatsgevonden aan boord van de [naam vaartuig] in de haven van [plaats haven] . Tijdens deze inspectie na de eerste lossing is aan boord van de [naam vaartuig] nabij de sorteermachine op het bovendek een blauwe krat met daarin grijze vuilniszakken aangetroffen. In deze vuilniszakken zat vis. Na weging van de zakken door de politie bleek de aangetroffen vis in de vuilniszakken te bestaan uit 66,4 kilogram ontkopte tong.
Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Vervolgens heeft een inspecteur van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de RVO.
De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 14 april 2023 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt, op basis waarvan de minister heeft besloten om bestuursrechtelijk op te treden.
Met het aan [naam verzoekers 2] gerichte bestreden besluit heeft de minister besloten om aan haar vanaf de datum van het bestreden besluit punten toe te kennen voor het op 14 april 2023 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
Het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers (7 punten);
Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registeren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 15 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Omdat [naam verzoekers 2] nu in totaal 18 punten heeft, heeft de minister haar visvergunning voor twee maanden geschorst. De schorsing geldt van 1 januari 2024 tot en met 29 februari 2024.
Aanvullend heeft de minister met het bestreden besluit de vismachtiging van de [naam vaartuig] voor een periode van 6 maanden geschorst met ingang van 1 januari 2024.
Zaak BRE 23/12390 VV
2.3.
[naam verzoekers 3] is eigenaar van het vissersvaartuig [naam vaartuig] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
In het kader van een onderzoek naar zwarte en illegale vangst en de verkoop van ondermaatse vis is de [naam vaartuig] geobserveerd. Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Daarin staat vermeld dat in de nacht van 20 op 21 oktober 2022 is waargenomen dat een voertuig om 01.58 uur aan de kade bij de [naam vaartuig] stopte met de achterzijde richting het vaartuig. Nadat de bestuurder de achterdeuren van het voertuig opende, werden er in hoog tempo vuilniszakken en kratten van de [naam vaartuig] in het voertuig geladen, waarop de bestuurder om 02.01 uur weer in het voertuig stapte en wegreed. Hierop is het voertuig om 02.10 uur staande gehouden en doorzocht. In het voertuig werden meer dan 20 zakken met ondermaatse tong aangetroffen, met een gemiddeld gewicht van 12 kilogram per vuilniszak. De ondermaatse tong in het voertuig is niet gewogen en geregistreerd in de aangifte van aanlanding.
Vervolgens heeft een inspecteur van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de RVO.
De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 20 oktober 2023 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt, op basis waarvan de minister heeft besloten om bestuursrechtelijk op te treden.
Met het aan [naam verzoekers 3] gerichte bestreden besluit heeft de minister besloten om aan haar vanaf de datum van het bestreden besluit punten toe te kennen voor het op 20 oktober 2022 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
Het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers (7 punten);
Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen, namelijk het niet aanlanden en verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registeren van de met de vangst verband houdende gegevens, namelijk het niet gebruiken van de feitelijke weeggegevens bij de aangifte van aanlanding (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 20 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Omdat [naam verzoekers 3] nu in totaal 20 punten heeft, heeft de minister haar visvergunning voor twee maanden geschorst. De schorsing geldt van 1 januari 2024 tot en met 29 februari 2024.
Aanvullend heeft de minister met het bestreden besluit de vismachtiging van de TX-38 voor een periode van 12 maanden geschorst met ingang van 1 januari 2024.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen wanneer onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. [3] Het gaat er in deze procedure dus om of onverwijlde spoed vereist dat er maatregelen moeten worden getroffen in afwachting van het besluit op bezwaar.
3.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er, voor zover het de vismachtigingen betreft, geen spoedeisend belang, omdat de minister de schorsing van deze vismachtigingen heeft opgeschort tot twee weken na de beslissing op bezwaar. Dat er onzekerheid is of de vismachtigingen wel of niet geschorst worden voor 6 respectievelijk 12 maanden, is inherent aan de genomen besluiten en betekent niet dat de bestreden besluiten op dit punt (verder) geschorst moeten worden. Een voorlopige voorziening zou deze onzekerheid namelijk niet anders maken. Daarmee zijn de besluiten over schorsing van de vismachtigingen immers niet van tafel.
3.2.
De besluiten tot schorsing van de vismachtigingen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet evident onrechtmatig. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het besluit in de bezwaarprocedure in stand blijft. Daarvan is de voorzieningenrechter in dit geval niet gebleken.
3.3.
Voor [naam verzoekers 1] was met het bestreden besluit alleen de vismachtiging geschorst. De puntentoekenning heeft niet geleid tot schorsing van haar visvergunning. Zij ondervindt op dit moment (in afwachting van de beslissing op bezwaar) niet direct gevolgen van het besluit van de minister, zodat de voorzieningenrechter geen reden ziet om in de zaak 23/12388 een voorlopige voorziening te treffen. Haar verzoek zal worden afgewezen, vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
Inhoudelijke beoordeling
4. Voor zowel [naam verzoekers 2] . als [naam verzoekers 3] . heeft de toekenning van punten wel geleid tot schorsing van de visvergunning voor de duur van twee maanden. De voorzieningenrechter komt toe aan een inhoudelijke beoordeling van hun verzoeken.
4.1.
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
Inbreuken
5. Anders dan verzoeksters betogen, volgt uit de bestreden besluiten niet dat de minister aan de schorsing van de visvergunningen een structureel karakter van inbreuken op het GVB ten grondslag heeft gelegd. De bestreden besluiten zijn gebaseerd op de bevindingen bij de inspecties op 14 april 2023 respectievelijk 20 oktober 2022.
Het bemoeilijken van de taakuitoefening
6. Aan beide verzoeksters zijn 7 punten toegekend voor het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers. Uit artikel 3, eerste lid, onder h, artikel 3, tweede lid, en artikel 42 van de IOO-verordening volgt dat dit wordt beschouwd als een ernstige inbreuk op het GVB, al naar gelang van de ernst van de betrokken inbreuk.
Voor de beoordeling van de ernst van een inbreuk op de regels van het GVB hanteert de minister de ‘Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020’ [4] (hierna: de Beleidsregel).
Uit de toelichting bij de Beleidsregel volgt dat de minister op voorhand inzichtelijk heeft gemaakt op grond van welke criteria en feiten bepaald wordt of in een concreet geval sprake is van een ernstige inbreuk op het GVB. Uit de toelichting volgt ook dat de minister op voorhand factoren heeft afgewogen die (mede) bepalend zijn voor de ernst van de inbreuk, waaronder bijvoorbeeld de aard van de inbreuk, de aard van de schade, de waarde ervan en de omvang van de inbreuk. Toepassing van onder andere deze beoordelingscriteria heeft geleid tot vaststelling van een lijst van inbreuken waarvan - met name gelet op de aard van de inbreuk en de potentiële schadelijke gevolgen daarvan - in beginsel wordt aangenomen dat dit ernstige inbreuken op het GVB zijn [5] . In artikel 17 van de Beleidsregel is het bemoeilijken van de controle geregeld.
6.1.
Voor [naam verzoekers 2] heeft de minister aan de toekenning van 7 punten vanwege het bemoeilijken van de controle ten grondslag gelegd: het niet lossen en achterhouden van een deel van de vangst in strijd met de regelgeving. Door een deel van de vangst aan boord te houden en deze niet als één losbeurt te lossen, blijft deze buiten beeld van de controles, en dit bemoeilijkt de werkzaamheden van de toezichthouders, zo stelt de minister in zijn besluit.
In de toelichting bij artikel 17 van de Beleidsregel staat te lezen:
“Indien toezichthouders of waarnemers in de uitoefening van hun controletaken worden gehinderd door bijvoorbeeld weerspannig gedrag, bedreiging, feitelijke belemmering van werkzaamheden of gedrag dat noodzaakt tot het inroepen van de sterke arm, wordt dit aangemerkt als een ernstige inbreuk.”
Gelet op deze toelichting gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat deze categorie is bedoeld voor het moedwillig bemoeilijken of verhinderen van de controle door obstructief gedrag. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat het niet lossen en daarmee buiten de controle houden van een deel van de visvangst door [naam verzoekers 2] hieronder moet worden begrepen, te meer omdat schending van de aanlandingsplicht in een aparte categorie (artikel 5 van de Beleidsregel) is geregeld.
De voorzieningenrechter heeft daarom twijfels aan de juistheid van de puntentoekenning op dit onderdeel. Als dit onderdeel wegvalt, dan resteren er 8 punten. Met de 6 punten die [naam verzoekers 2] blijkens het besluit al had staan, komt het totaal in dat geval niet aan de vereiste 18 punten voor twee maanden schorsing. Dit is voor de voorzieningenrechter reden om een voorziening te treffen, in die zin dat het besluit tot schorsing van de visvergunning wordt geschorst tot zes weken na het besluit op bezwaar.
6.2.
Voor [naam verzoekers 3] heeft de minister aan de toekenning van 7 punten vanwege het bemoeilijken van de controle ten grondslag gelegd: het niet lossen van de gehele vangst in één losbeurt en (een deel van) deze aan boord gehouden vangst hierna buiten controles houden en overladen op een voertuig. Ook hier stelt de minister dus dat het niet aanlanden van de gehele vangst en daarmee buiten de controle houden van een deel van de vis de toezichthouders in hun werkzaamheden bemoeilijkt.
Om dezelfde redenen als hiervoor onder punt 6.1 is overwogen, is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat het niet aanlanden en daarmee buiten de controle houden van de vis door [naam verzoekers 3] kan worden aangemerkt als een ernstige inbreuk in de zin van artikel 17 van de Beleidsregels.
Als de puntentoekenning op dit onderdeel vervalt, komt [naam verzoekers 3] nog altijd aan het maximum van 12 punten voor deze inspectie, en met de 8 punten die zij blijkens het besluit al had staan, nog steeds boven de 18 punten voor twee maanden schorsing.
Overige toekenning van punten
7. Er is voor de voorzieningenrechter geen twijfel gerezen over de puntentoekenning aan [naam verzoekers 3] op de overige onderdelen. Gelet op de bevindingen in het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, met name het korte tijdsverloop tussen de waarneming van het overladen van de vis van het vaartuig naar het voertuig en de aanhouding van het voertuig, vindt de voorzieningenrechter dat de vis in het voertuig voldoende herleidbaar is tot de [naam vaartuig] . Een deel van de aangetroffen vis (tong) is gemeten als ondermaats [6] .
7.1.
Daarmee heeft de minister voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van:
  • Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen (artikel 12 onder a en b, sub ii van de Beleidsregel);
  • het verbergen, knoeien met of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek (artikel 11 van de Beleidsregel); en
  • het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens, namelijk het niet gebruiken van de feitelijke weeggegevens bij de aangifte van aanlanding (artikel 8 eerste lid, onder e, van de Beleidsregels).
7.2.
Dat er geen weging maar een schatting van de hoeveelheid heeft plaatsgevonden, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in de weg aan toepassing van artikel 8, eerste lid, onder e van de Beleidsregel. De verwijzing van verzoekster naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 september 2023 [7] maakt dat niet anders, omdat in die zaak puntentoekenning op grond van artikel 12 onder b sub i van de Beleidsregels aan de orde was (waarbij moet worden vastgesteld of van een soort 10 procent of meer ondermaatse vis, met een minimum van 200 kilo, aan boord is genomen).
Bijzondere omstandigheden
8. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Beleidsregel worden de inbreuken op de regels van het GVB zoals omschreven in de artikelen 4 tot en met 20 van de Beleidsregel aangemerkt als ernstige inbreuken, tenzij zich in het concrete geval een of meer bijzondere omstandigheden voordoen die de mate van ernst van de inbreuk dusdanig doen verminderen, dat de desbetreffende inbreuk redelijkerwijs niet kan worden aangemerkt als een ernstige inbreuk.
In de toelichting op de Beleidsregel staat hierover:
“Gedacht kan worden aan de omstandigheid dat sprake is van een kennelijke overmacht of crisissituatie of een kennelijke verschrijving of vergissing. Steeds moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.”
8.1.
In het bestreden besluit stelt de minister dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden [8] . Volgens de minister benadrukken de aanwezige feiten en omstandigheden dat de overtredingen zijn voorbereid en moedwillig zijn gepleegd, en dat niets wijst op een overmachtssituatie of vergissing.
8.2.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan de minister worden gevolgd in zijn stelling dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden.
Dat de puntentoekenning gevolgen kan hebben voor de mogelijkheid om subsidie te krijgen, is geen bijzondere omstandigheid omdat dit een gevolg is, dat voor iedereen geldt die werkzaam is in de visserij en inherent is aan het systeem van de puntentoekenning [9] .
Verder kan niet gezegd worden dat samenloop met een strafrechtelijke procedure leidt tot onevenredige gevolgen, nu er (nog) geen strafrechtelijke sanctie aan [naam verzoekers 3] is opgelegd.
Ook van samenloop met een schorsing van de vismachtiging is in afwachting van het besluit op bezwaar geen sprake. De minister zal bij de heroverweging van zijn besluit de schorsing van de vismachtiging moeten betrekken.
Ten slotte heeft [naam verzoekers 3] meermaals gewezen op het tijdsverloop tussen de constatering (20 oktober 2022) en het nemen van het besluit (21 december 2023). De voorzieningenrechter overweegt dat, wanneer voor de duur van twee maanden niet door de [naam vaartuig] wordt gevist, dit bijdraagt aan het herstel van het visbestand. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het puntensysteem op zichzelf enig tijdsverloop kent doordat de punten 3 jaar blijven gelden.
Concluderend ziet de voorzieningenrechter in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding om de inbreuken niet als ernstig aan te merken.
Overtreder
9. Ten aanzien van de vraag of [naam verzoekers 3] als overtreder [10] kan worden aangemerkt, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Het criterium voor overtrederschap is onlangs in de rechtspraak [11] genuanceerd. Zowel voor bestuurlijke boetes als voor herstelsancties moet worden aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap. Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
a. a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
9.1.
De voorzieningenrechter constateert dat de bemanning van de [naam vaartuig] werkzaam was ten behoeve van de rechtspersoon, dat de geconstateerde inbreuken in de uitvoering van de gebruikelijke werkzaamheden op het vaartuig zijn begaan en dat er is niet gebleken van (adequate) zorg die [naam verzoekers 3] heeft betracht met het oog op voorkoming van de gedraging. De voorzieningenrechter is daarom voorlopig van oordeel dat de minister haar als overtreder kon aanmerken.
Maatregel tot schorsing visvergunning
10. Een totaal van 18 punten leidt automatisch tot schorsing van de visvergunning voor de duur van twee maanden [12] . Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de puntentoekenning en de daarop volgende schorsing van de visvergunning een herstelmaatregel en geen criminal charge [13] . Bij het opleggen van een herstelmaatregel vindt daarom in beginsel geen vaststelling van schuld plaats. Dat de minister aannemelijk heeft geacht dat [naam verzoekers 3] betrokken is geweest bij ernstige inbreuken op het GVB, betekent niet dat de minister haar ook schuldig acht aan het plegen van strafbare feiten. Dat de minister zich bij het toekenning van punten mede heeft gebaseerd op informatie afkomstig uit het politieonderzoek maakt evenmin dat hij de (afgeleide) onschuldpresumptie heeft geschonden. [14]
10.1.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal het aan [naam verzoekers 3] gerichte besluit in bezwaar kunnen standhouden. Ondanks het door haar gestelde belang ziet de voorzieningenrechter dan ook geen aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen.

Conclusie en gevolgen

11. Zoals is overwogen onder punt 3.3 zal het verzoek van [naam verzoekers 1] worden afgewezen, vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
Zoals is overwogen onder punt 6.1 zal het verzoek van [naam verzoekers 2] worden toegewezen, in die zin dat het besluit tot schorsing van de visvergunning wordt geschorst tot zes weken na het besluit op bezwaar.
Zoals is overwogen onder punt 10.1 zal het verzoek van [naam verzoekers 3] worden afgewezen. Dit betekent dat haar visvergunning na afloop van de ordemaatregel en vanaf deze uitspraak door de minister geschorst kan worden voor twee maanden.
Griffierecht en proceskosten
12. Verzoeksters hebben alle drie een verzoek om voorlopige voorziening moeten indienen, voordat de minister de maatregel van schorsing van de vismachtigingen opschortte tot twee weken na het besluit op bezwaar. Daarom zal de voorzieningenrechter bepalen dat zij alle drie het door hen betaalde griffierecht terugkrijgen (€ 365,- per verzoekster).
De voorzieningenrechter zal de minister daarnaast veroordelen in de door [naam verzoekers 2] gemaakte proceskosten. De proceskosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en één punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 875,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek van [naam verzoekers 1] af;
  • wijst het verzoek van [naam verzoekers 2] toe en schorst het bestreden besluit tot zes weken na het besluit op bezwaar;
  • wijst het verzoek van [naam verzoekers 3] af;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- per verzoekster (€ 1.095,- totaal) te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van Geertruida B.V. tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 2 februari 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008, houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-Verordening)
Artikel 3
Vissersvaartuigen die IOO-visserij bedrijven
1. Van een vissersvaartuig wordt aangenomen dat het IOO-visserij heeft bedreven indien wordt aangetoond dat het, in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het gebied waar het die activiteiten heeft verricht:
(..)
b) zijn verplichtingen inzake het registreren en melden van vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens, waaronder gegevens die middels systeem van de controle op vissersvaartuigen via satelliet moeten worden verzonden of voorafgaande kennisgevingen
overeenkomstig artikel 6, niet heeft vervuld, of
(..)
g) bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, verborgen heeft gehouden, met dergelijk bewijsmateriaal heeft geknoeid of dergelijk bewijsmateriaal heeft doen verdwijnen, of
h) de werkzaamheden heeft bemoeilijkt van functionarissen bij het uitvoeren van hun taak van controle op de naleving van de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen, of van waarnemers bij het uitvoeren van hun taak, namelijk de naleving van de geldende communautaire regels na te gaan.
(..)
2. De in lid 1 vermelde activiteiten worden beschouwd als ernstige inbreuken overeenkomstig artikel 42, naargelang van de ernst van de betrokken inbreuk, welke wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat, op grond van criteria als aangerichte schade, waarde, omvang van de inbreuk of herhaling
Artikel 42
Ernstige inbreuken
1. Voor de doeleinden van deze verordening wordt onder „ernstige inbreuk” verstaan:
a. a) de activiteiten die op grond van de in artikel 3 bepaalde criteria worden beschouwd als IOO-visserij;
b) het verrichten van zakelijke activiteiten die rechtstreeks samenhangen met IOO-visserij, onder meer de handel in of de invoer van visserijproducten;
c) de vervalsing van documenten als bedoeld in deze verordening of het gebruik van dergelijke valse of ongeldige documenten.
2. De ernst van de inbreuk wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, op grond van de criteria omschreven in artikel 3, lid 2.
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het
gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (de Controleverordening)
Artikel 90
Sancties bij ernstige inbreuken
1. Ter aanvulling op artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 worden voor de toepassing van deze verordening, naargelang van de ernst van de betrokken inbreuk, welke wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat, op grond van criteria als de aard van de schade, de waarde ervan, de economische situatie van degene die de inbreuk pleegt en de omvang van de inbreuk of de herhaling ervan, ook de volgende activiteiten als ernstige inbreuken beschouwd:
a. a) het niet indienen van een aangifte van aanlanding of verkoopdocument wanneer de vangst in de haven van een derde land is aangeland, en
b) het opvoeren van een motor tot boven het op het motorcertificaat vermelde maximaal continu vermogen;
c) tijdens een visserijactiviteit gevangen soorten waarvoor een quotum geldt niet aanlanden tenzij dit aanlanden in zou gaan tegen verplichtingen uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, in visserijtakken of visserijzones waar die regels van toepassing zijn.
(..)
Artikel 92
Puntensysteem voor ernstige inbreuken
1. De lidstaten passen op ernstige inbreuken zoals bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 een puntensysteem toe op basis waarvan de houder van een visvergunning voor een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal punten krijgt.
2. Wanneer een natuurlijke persoon een ernstige inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft begaan of een rechtspersoon aansprakelijk wordt geacht voor een dergelijke inbreuk, wordt een passend aantal punten aan de houder van de
visvergunning gegeven. Wanneer het vaartuig na de datum waarop de inbreuk is begaan, wordt verkocht, overgedragen of anderszins van eigenaar veranderd, worden de gegeven punten overdragen op de toekomstige houder van de visvergunning voor het betrokken vaartuig. De houder van de visvergunning heeft het recht om beroep in te stellen overeenkomstig het nationale recht.
3. Wanneer het totale aantal punten gelijk is aan of meer bedraagt dan een bepaald aantal punten, wordt de visvergunning automatisch geschorst voor een periode van ten minste twee
maanden. Dit wordt vier maanden als de visvergunning voor een tweede keer wordt geschorst, acht maanden als de visvergunning voor een derde keer wordt geschorst, en één jaar als de visvergunning een vierde maal wordt geschorst omdat de vergunninghouder het aantal punten krijgt dat tot die schorsing leidt. Wanneer de houder dit aantal punten een vijfde maal krijgt toegekend, wordt de visvergunning definitief ingetrokken.
4. Indien de houder van een visvergunning binnen drie jaar vanaf de datum van de laatste ernstige inbreuk geen nieuwe ernstige inbreuk begaat, worden alle punten op de visvergunning geschrapt.
(..)
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (de Uitvoeringsverordening)
TITEL VII
HANDHAVING
PUNTENSYSTEEM VOOR ERNSTIGE INBREUKEN
Artikel 125
Invoering en werking van een puntensysteem voor ernstige inbreuken
De lidstaten wijzen de bevoegde nationale autoriteiten aan die bevoegd zijn voor:
a. a) het opzetten van het in artikel 92, lid 1, van de controleverordening bedoelde puntensysteem voor ernstige inbreuken;
b) het toewijzen van het juiste aantal punten aan de houder van een visvergunning;
c) het overdragen van de punten van een vissersvaartuig dat wordt verkocht of overgedragen of anderszins van eigenaar verandert, naar de volgende houder van de visvergunning voor dat vissersvaartuig, en
d) het registreren van het aantal punten die voor elke visvergunning aan de houder ervan zijn toegewezen.
Artikel 126
Het toewijzen van punten
1. Het aantal punten voor ernstige inbreuken wordt door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat overeenkomstig bijlage XXX toegewezen aan de houder van de visvergunning voor het betrokken vissersvaartuig.
2. Indien tijdens een inspectie wordt geconstateerd dat een natuurlijke of een rechtspersoon die de houder van de visvergunning is, twee of meer ernstige inbreuken heeft begaan, worden aan de in lid 1 bedoelde houder van de visvergunning voor elke ernstige inbreuk tot 12 punten toegewezen.
(..)
Artikel 129
Schorsing en definitieve intrekking van een visvergunning
1. Indien de houder van een visvergunning 18, 36, 54 en 72 punten heeft geaccumuleerd, gaat, respectievelijk, de eerste, tweede, derde en vierde schorsing van de visvergunning automatisch in voor de betrokken in artikel 92, lid 3, van de controleverordening bedoelde perioden.
2. Wanneer een houder van een visvergunning 90 punten heeft geaccumuleerd, wordt zijn visvergunning automatisch definitief ingetrokken.
BIJLAGE XXX (voor zover hier van belang)
VOOR ERNSTIGE INBREUKEN TOE TE WIJZEN PUNTEN
Nr.
Ernstige inbreuk
Punten
1
Niet-naleving van de verplichte registratie en rapportage van vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens, waaronder gegevens die via het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen moeten worden doorgegeven
(artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
3
4
Het verborgen houden van, knoeien met of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek
(artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
5
5
Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving
(artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
5
10
Het bemoeilijken van de werkzaamheden van functionarissen bij het uitvoeren van hun taak van controle op de naleving van de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen, of van de werkzaamheden van waarnemers bij het uitvoeren van hun taak, namelijk de naleving van de geldende EU-regels na te gaan
(artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder h), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
7
Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020

Artikel 2. Beoordeling ernst inbreuk

1. Voor de toepassing van artikel 90, eerste lid, van de controleverordening, en artikel 42 van verordening nr. 1005/2008 wordt de ernst van een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid beoordeeld overeenkomstig deze beleidsregel.
2. De minister beoordeelt de ernst van de inbreuk, bedoeld in het eerste lid, op basis van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van inbreuk, de daaruit voortvloeiende schade, de waarde van de schade aan de visbestanden en het mariene milieu in kwestie, en de omvang van de inbreuk.
3. De inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals die worden omschreven in de artikelen 4 tot en met 20 van deze beleidsregel, worden aangemerkt als ernstige inbreuken, tenzij zich in het concrete geval een of meer bijzondere omstandigheden voordoen die de mate van ernst van de inbreuk dusdanig doen verminderen, dat de desbetreffende inbreuk redelijkerwijs niet kan worden aangemerkt als een ernstige inbreuk.
Artikel 5. Niet-naleving verplichting tot aan boord brengen, houden of aanlanden van soorten die vallen onder de aanlandplicht
Als ernstige inbreuk als bedoeld in artikel 90, eerste lid, onderdeel c, van de controleverordening, wordt aangemerkt een overtreding van artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 15, eerste lid, van de basisverordening, voor zover een substantiële hoeveelheid van een tijdens een visserijactiviteit gevangen soort waarvoor een vangstbeperking geldt, niet aan boord wordt of is gebracht of gehouden of niet wordt of is aangeland, tenzij dit aan boord brengen en houden of het aanlanden van deze vangsten in zou gaan tegen verplichtingen uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijke visserijbeleid in visserijtakken of visserijzones waar die regels van toepassing zijn, of zouden vallen onder vrijstellingen uit hoofde van die regels.
Artikel 8. Schending verplichtingen inzake het registreren en melden vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens
1. Als een ernstige inbreuk, bedoeld in artikel 42, onderdeel a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van verordening nr. 1005/2008, wordt aangemerkt:
(..)
e. overtreding van artikel 124, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 60, vijfde lid, van de controleverordening voor zover het gaat om de aangifte van aanlanding.

Artikel 17. Bemoeilijken taakuitoefening door functionarissen of waarnemers

Als ernstige inbreuk als bedoeld artikel 42, onderdeel a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van verordening nr. 1005/2008, wordt aangemerkt een overtreding van:
a. artikel 128, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 73, zevende lid, van de controleverordening;
b. artikel 128, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 113, tweede lid, of 114, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 126 van de Verordening (EU) nr. 404/2011 (de Uitvoeringsverordening).
2.Met toepassing van artikel 129, eerste lid, van de Uitvoeringsverordening.
3.Met toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Staatscourant 2020, 35857.
5.Zie ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1537.
6.Kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte van 24 centimeter.
8.Zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Awb.
9.Zie ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1537, r.o. 9.2.
10.Zoals bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, van de Awb.
11.ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2067.
12.Artikel 92 lid 3 Controleverordening jo. artikel 129 Uitvoeringsverordening.
13.ABRvS 6 februari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC3626, ABRvS 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1226 en HR 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:901.
14.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:780, r.o. 5.1.