ECLI:NL:RBZWB:2025:1855

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
24/5882, 24/5884 en 24/5886
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van punten wegens ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en schorsing van visvergunningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2025, worden de beroepen van drie visserijbedrijven tegen besluiten van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur behandeld. De staatssecretaris had punten toegekend aan de bedrijven wegens ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en had hun visvergunningen geschorst. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet op goede gronden 12 punten heeft toegekend aan [eiseres 1] B.V. en [eiseres 2] B.V., maar dat de punten voor [eiseres 3] B.V. wel in stand blijven. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en past de puntentoekenning aan. De visvergunning van [eiseres 2] B.V. wordt niet geschorst, terwijl de visvergunning van [eiseres 3] B.V. voor twee maanden wordt geschorst. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de visserijbedrijven op goede gronden als overtreders heeft aangemerkt, maar dat de opgelegde sancties niet punitief zijn. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van het GVB en de gevolgen van overtredingen voor de visserijbedrijven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/5882, 24/5884 en 24/5886

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 april 2025 in de zaken tussen

1. [eiseres 1] B.V.,
2. [eiseres 2] B.V.,
3. [eiseres 3] B.V.,
allen uit [plaats], eiseressen (gezamenlijk aangeduid als de visserijbedrijven)
(gemachtigden: mr. L.S.E. Hinrichs en mr. R.S. Wijling),
en
De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, verweerder
(gemachtigde: mr. M.J.H. van de Burgt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op de beroepen van de visserijbedrijven tegen de bestreden besluiten van de staatssecretaris van 22 juli 2024 over het toekennen van punten wegens vermeende ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (het GVB), het schorsen van visvergunningen en het schorsen van vismachtigingen meerjarenplan Noordzee (hierna: vismachtigingen).
1.1
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2
De rechtbank heeft de beroepen op 18 februari 2025 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen namens de visserijbedrijven [naam 1] (bestuurder van [B.V.]) en hun gemachtigde mr. R.S. Wijling, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. F.G.L. van Ardenne.
Tijdens deze zitting zijn ook de beroepen van de kapiteins van de visserijbedrijven behandeld. In die zaken volgt een aparte uitspraak.
Namens de staatssecretaris is de gemachtigde verschenen, bijgestaan door [naam 2], [naam 3] en [naam 4].

Totstandkoming van de besluiten

[eiseres 1] B.V. (24/5884)

2.1
[eiseres 1] B.V. is eigenaar van het vissersvaartuig [boot 1] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
2.2
Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 14 april 2023 heeft een inspectie plaatsgevonden aan boord van de [boot 1] in de haven van Vlissingen.
Tijdens deze inspectie na de eerste lossing werden in een (afgesloten) ruimte diverse vuilniszakken, tonnen en emmers met vis aangetroffen, die door de politie in beslag zijn genomen en zijn gewogen. De aangetroffen vis bestond uit:
  • 5,8 kilogram griet;
  • 10,8 kilogram ondermaatse zeebaars;
  • 15,2 kilogram zeebaarsfilet;
  • 14,6 kilogram roggenvleugels;
  • 202,8 kilogram ontkopte en gevilde tong; en
  • 11,2 kilogram ontkopte wijting.
In totaal werd 260,4 kilogram vis aangetroffen op de [boot 1].
2.3
Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Vervolgens heeft een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (NVWA) op 9 juni 2023 een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
2.4
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister) heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 14 april 2023 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt.
2.5
Met het aan [eiseres 1] B.V. gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen voor het op 14 april 2023 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening van functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen (5 punten);
3. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
4. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het fileren van zeebaars (5 punten);
5. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 25 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Als [eiseres 1] B.V. in totaal 18 punten of meer heeft, zal haar visvergunning voor twee maanden worden geschorst.
Aanvullend heeft de minister de vismachtiging van de [boot 1] voor een periode van 12 maanden geschorst.

[eiseres 2] B.V. (24/5882)

2.6
[eiseres 2] B.V. is eigenaar van het vissersvaartuig [boot 2] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
2.7
Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 14 april 2023 heeft een inspectie plaatsgevonden aan boord van de [boot 2] in de haven van Vlissingen.
Tijdens deze inspectie na de eerste lossing is aan boord van de [boot 2] nabij de sorteermachine op het bovendek een blauwe krat met daarin grijze vuilniszakken aangetroffen. In deze vuilniszakken zat vis. Na weging van de zakken door de politie bleek de vis in de vuilniszakken te bestaan uit 66,4 kilogram ontkopte en gevilde tong.
2.8
Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Vervolgens heeft een inspecteur van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt en dit is doorgestuurd aan de RVO.
2.9
De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 14 april 2023 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt.
2.1
Met het aan [eiseres 2] B.V. gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen voor het op 14 april 2023 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
3. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 15 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Omdat [eiseres 2] B.V. nu in totaal 18 punten heeft, heeft de minister haar visvergunning voor twee maanden geschorst. Aanvullend heeft de minister de vismachtiging van de [boot 2] voor een periode van zes maanden geschorst.

[eiseres 3] B.V. (24/5886)

2.11
[eiseres 3] B.V. is eigenaar van het vissersvaartuig [boot 3] en houder van de aan dat vaartuig toegekende visvergunning. Voor dit vaartuig is ook een vismachtiging verleend.
2.12
Van 10 maart 2022 tot en met 14 april 2023 vond een politieonderzoek plaats naar zwarte, illegale vangst en verkoop van (ondermaatse) vis. Op 20/21 oktober 2022 werd de vangst afkomstig van de [boot 3] gecontroleerd.
2.13
Naar aanleiding hiervan heeft een inspecteur van de politie op 5 juni 2023 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt
.Daarin staat vermeld dat in de nacht van 20 op 21 oktober 2022 is waargenomen dat een voertuig om 01.58 uur aan de kade bij de [boot 3] stopte met de achterzijde richting het vaartuig. Nadat de bestuurder de achterdeuren van het voertuig opende, werden er in hoog tempo vuilniszakken en kratten van de [boot 3] in het voertuig geladen, waarop de bestuurder om 02.01 uur weer in het voertuig stapte en wegreed. Hierop is het voertuig om 02.10 uur staande gehouden en doorzocht. In het voertuig werden meer dan 20 zakken met ondermaatse tong aangetroffen, met een gemiddeld gewicht van 12 kilogram per vuilniszak. De ondermaatse tong in het voertuig is niet gewogen en geregistreerd in de aangifte van aanlanding.
2.14
Vervolgens heeft een inspecteur van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt. Dit rapport is gestuurd aan de RVO.
2.15
De minister heeft uit deze bevindingen opgemaakt dat op 20/21 oktober 2022 ernstige inbreuken op het GVB zijn gemaakt.
2.16
Met het aan [eiseres 3] B.V. gerichte primaire besluit van 21 december 2023 heeft de minister besloten om aan haar punten toe te kennen voor het op 20/21 oktober 2022 begaan van meerdere ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het bemoeilijken van de taakuitoefening door functionarissen of waarnemers (7 punten);
2. Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen, namelijk het niet aanlanden en verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
3. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
4. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens, namelijk het niet gebruiken van de feitelijke weeggegevens bij de aangifte van aanlanding (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 20 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, kent de minister 12 punten toe. Omdat [eiseres 3] B.V. nu in totaal 20 punten heeft, heeft de minister haar visvergunning voor twee maanden geschorst. Aanvullend heeft de minister de vismachtiging van de [boot 3] voor een periode van 12 maanden geschorst.

De procedures

2.17
De visserijbedrijven hebben bezwaar gemaakt tegen de aan hen gerichte primaire besluiten en zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om hangende de bezwaarprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
2.18
Op 29 december 2023 schorste de voorzieningenrechter de werking van de primaire besluiten tot één week na de zitting in de voorlopige voorzieningenprocedure.
2.19
Met de brief van 22 januari 2024 heeft de minister de schorsing van de vismachtigingen uitgesteld tot twee weken na de beslissingen op bezwaar.
2.2
Met de uitspraak van 2 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter de verzoeken van [eiseres 1] B.V. en [eiseres 3] B.V. afgewezen. Het verzoek van [eiseres 2] B.V. werd toegewezen en het aan haar gerichte primaire besluit werd geschorst tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar. [1]
2.21
De visvergunning van [eiseres 3] B.V. is na de uitspraak van de voorzieningenrechter twee maanden geschorst geweest.
2.22
Op 27 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
2.23
Met de bestreden besluiten van 22 juli 2024 heeft de staatssecretaris op de bezwaren van de visserijbedrijven besloten. De bezwaren zijn gedeeltelijk gegrond verklaard. Het aantal toegekende punten voor de geconstateerde ernstige inbreuken verandert niet, maar de schorsingsperiode van de vismachtigingen wordt wel naar beneden bijgesteld.
Na het nemen van de bestreden besluiten is de stand van zaken als volgt:
  • de [boot 1] van [eiseres 1] B.V. heeft 12 punten gekregen, de visvergunning wordt niet geschorst, de vismachtiging wordt voor 13 weken geschorst (in plaats van 12 maanden);
  • de [boot 2] van [eiseres 2] B.V. heeft 12 punten gekregen, de visvergunning van [eiseres 2] B.V. wordt voor twee maanden geschorst, de vismachtiging wordt voor drie weken geschorst (in plaats van zes maanden);
  • de [boot 3] van [eiseres 3] B.V. heeft 12 punten gekregen, de visvergunning van [eiseres 3] B.V. is twee maanden geschorst geweest, de vismachtiging wordt voor 8 weken geschorst (in plaats van 12 maanden).
2.24
De visserijbedrijven hebben hangende deze beroepsprocedure verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend.
2.25
De staatssecretaris heeft de effectuering van de bestreden besluiten opgeschort tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.26
Met de uitspraak van 10 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter de verzoeken van de visserijbedrijven toegewezen en de bestreden besluiten geschorst tot de einduitspraak van de rechtbank in de beroepszaken. [2]

Beroepsgronden

3.1
De visserijbedrijven hebben hun stelling dat aan de bestreden besluiten een bevoegdheidsgebrek kleeft ter zitting ingetrokken.
3.2
De visserijbedrijven stellen dat het dossier incompleet is omdat er correspondentie tussen de Europese Commissie (EC) en de RVO mist. Volgens de visserijbedrijven gaat het om een op de zaak betrekking hebbend stuk, omdat de bestreden besluiten (mede) hun grondslag vinden in deze correspondentie. Zij verzoeken om dit stuk op grond van artikel 8:28 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alsnog in te laten brengen.
3.3
Daarnaast stellen zij dat de inbreng en het gebruik van het raadkamerdossier uit de strafrechtelijke procedure in de bezwaarfase in strijd is met artikel 7:11 van de Awb. De heroverweging in de bezwaarfase mag volgens hen niet steunen op het nieuwe feitencomplex zoals dat volgt uit het raadkamerdossier.
3.4
De visserijbedrijven stellen dat geen sprake is van overtredingen en dat de staatssecretaris niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Daartoe voeren zij aan dat uit de bestreden besluiten niet duidelijk volgt hoe is vastgesteld dat een deel van de aangetroffen vis ondermaats zou zijn, nu gegevens over de gebruikte onderzoeksmethode ontbreken in de processen-verbaal. Volgens de visserijbedrijven is geen sprake van overtredingen omdat de aangetroffen vis kan worden aangemerkt als ‘braadjes’, voor de persoonlijke consumptie van de bemanningsleden en hun familie. Ten aanzien van de [boot 1] en de [boot 2] wordt betwist dat op de vaartuigen verborgen ruimtes aanwezig waren. Ten aanzien van de [boot 3] wordt gesteld dat de tong die in het bestelbusje is aangetroffen niet kan worden herleid naar de [boot 3] en dus buiten beschouwing moet blijven.
3.5
De visserijbedrijven stellen dat geen sprake is van gedragingen die als ernstige inbreuken (en daarmee als te sanctioneren overtredingen) kunnen worden aangemerkt. Zij voeren in dat verband aan dat de staatssecretaris in de bestreden besluiten ten onrechte geen individuele beoordeling heeft gemaakt ten aanzien van de ernst van de vermeende schendingen, aan de hand van de aangerichte schade, de waarde en omvang van de inbreuk en/of herhaling daarvan. Voor zover hierdoor al sprake is van een aantasting van het mariene milieu is die aantasting volgens hen zeer beperkt. Dat geldt ook voor de het door hen behaalde voordeel. Dat sprake is van herhaling is niet gebleken, aldus de visserijbedrijven.
3.6
De visserijbedrijven stellen dat de artikelen 17 en 11 van de Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020 (de Beleidsregel) ten onrechte zijn toegepast.
Artikel 17 van de Beleidsregel is volgens hen niet van toepassing omdat niet is gebleken van ‘weerspannig gedrag, bedreigingen, feitelijke belemmering van werkzaamheden of gedrag dat noodzaakt tot het inroepen van de sterke arm’.
Artikel 11 van de Beleidsregel is volgens hen niet van toepassing omdat ten tijde van het onderzoek aan de vaartuigen
in de toezichts- en opsporingsfasegeen sprake is geweest van een situatie van welbewust knoeien, verborgen houden of doen verdwijnen van bewijsmateriaal.
Volgens de visserijbedrijven zijn daarbij aan [eiseres 1] B.V. ten onrechte twee keer 5 punten toegekend, zowel voor het knoeien met tong (ontkoppen) als voor het knoeien met zeebaars (fileren). Zij wijzen erop dat [eiseres 1] B.V. enerzijds wordt verweten dat de zeebaars niet gemeten kan worden omdat deze is gefileerd (artikel 11 van de Beleidsregel), terwijl anderzijds wordt verweten dat ondermaatse zeebaars aan boord is genomen en verborgen is gehouden (artikel 12 van de Beleidsregel). Ook ten aanzien van [eiseres 3] B.V. is volgens hen sprake van een dergelijke eendaadse samenloop, omdat 5 punten zijn opgelegd wegens het niet aanlanden en verborgen houden van (ondermaatse) tong (artikel 12 van de Beleidsregel) én 5 punten in verband met het verborgen houden van (ondermaatse) tong (artikel 11 van de Beleidsregel). Deze twee verwijten kunnen volgens de visserijbedrijven niet naast elkaar bestaan.
3.7
De visserijbedrijven stellen dat de opgelegde sancties, te weten het opleggen van punten en het schorsen van de vismachtiging, punitief zijn. Dit zou volgens hen gevolgen moeten hebben voor de rechtsbescherming die hen toekomt. De bestreden besluiten zijn gelet hierop in strijd met de onschuldpresumptie van artikel 6, tweede lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Zij voeren aan dat, indien de opgelegde sancties niet als punitief zouden kwalificeren, aan hen over de band van de evenredigheidstoetsing strafrechtelijke waarborgen en rechtsbescherming toekomt, gezien de mate van het punitieve karakter die de sancties met zich dragen.
3.8
De visserijbedrijven stellen dat sprake is van een ontoelaatbare cumulatie van (herstel)sancties, zodat artikel 5:6 van de Awb wordt geschonden. Daarbij voeren zij ook aan dat de duur van de schorsing van de vismachtigingen onvoldoende is gemotiveerd.
3.9
Bovendien stellen de visserijbedrijven dat zij geen overtreders, in de zin van functioneel daders, zijn. Zij betwisten dat de gedragingen passen binnen de normale bedrijfsvoering van de visserijbedrijven en voeren aan dat controle wordt gehouden op de wijze waarop het werk wordt verricht en dat het personeel wordt gewezen op de geldende wet- en regelgeving.
3.1
Tot slot stellen de visserijbedrijven dat sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die ertoe leiden dat de gevolgen van de bestreden besluiten onevenredig zijn in verhouding met de doelen van de Beleidsregel. Zij wijzen daarbij op de cumulatie van sancties, de strafrechtelijke vervolging, de gevolgen voor de door hen aangevraagde subsidies en de financiële gevolgen. Ten aanzien van de [boot 1] en de [boot 2] moet volgens de visserijbedrijven de omstandigheid worden meegewogen dat deze vaartuigen in 2024 al respectievelijk 7 en 12 weken stil hebben gelegen wegens reparatie en revisie.

Beoordeling

4.1
De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris op goede gronden 12 punten heeft toegekend aan de visserijbedrijven wegens ernstige inbreuken op het GVB, en naar aanleiding daarvan terecht de visvergunningen van [eiseres 2] B.V. en [eiseres 3] B.V. heeft geschorst voor twee maanden. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of de staatssecretaris op goede gronden de vismachtigingen van [eiseres 1] B.V., [eiseres 2] B.V. en [eiseres 3] B.V. heeft geschorst voor respectievelijk 13, 3 en 8 weken. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van de visserijbedrijven.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet op goede gronden 12 punten heeft toegekend aan [eiseres 1] B.V. en [eiseres 2] B.V. wegens ernstige inbreuken op het GVB. Het puntenaantal wordt door de rechtbank naar beneden bijgesteld. De 12 punten die de staatssecretaris aan [eiseres 3] B.V. heeft opgelegd blijven naar het oordeel van de rechtbank wel in stand.
Dat leidt tot de conclusie dat de visvergunning van [eiseres 2] B.V. niet op goede gronden is geschorst.
De vismachtigingen van [eiseres 1] B.V., [eiseres 2] B.V. en [eiseres 3] B.V. zijn naar het oordeel van de rechtbank wel op goede gronden geschorst, de duur van de schorsing zal door de rechtbank echter naar beneden worden bijgesteld.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
Wettelijk kader
4.3
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is het dossier incompleet?
5.1
De rechtbank volgt de visserijbedrijven niet in hun stelling dat het dossier incompleet is, omdat de correspondentie tussen de EC en de RVO niet aan het dossier is toegevoegd. De staatssecretaris heeft verklaard dat de EC heeft geïnformeerd naar de stand van zaken naar aanleiding van de controles op 14 april 2023 en dat de RVO daarop in deze correspondentie een toelichting heeft gegeven. De handhaving is volgens de staatssecretaris geen gevolg van druk die is uitgeoefend door de EC. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Nu de correspondentie tussen de EC en de RVO niet ten grondslag heeft gelegen aan de besluitvorming door de staatssecretaris is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een op de zaak betrekking hebbend stuk.
Is het raadkamerdossier ten onrechte betrokken?
5.2
De rechtbank volgt de visserijbedrijven ook niet in hun stelling dat het raadkamerdossier niet door de staatssecretaris had mogen worden betrokken bij de heroverweging in de bestreden besluiten. De visserijbedrijven hebben het structurele karakter van de overtredingen in bezwaar betwist. Daarom heeft de staatssecretaris dit in de bezwaarfase nader onderbouwd aan de hand van het raadkamerdossier. De rechtbank is van oordeel dat artikel 7:11 van de Awb hier niet aan in de weg staat. De volledige heroverweging in bezwaar houdt in dat nieuwe stukken in de bezwaarfase kunnen worden ingebracht zonder dat een uitleg hoeft te worden gegeven waarom deze niet eerder zijn ingebracht. [3] Van een geheel nieuw feitencomplex is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De minister heeft zich in de primaire besluiten immers al op het standpunt gesteld dat de overtredingen een structureel karakter hebben, onderbouwd aan de hand van het rapport van bevindingen van de NVWA. Daarbij hebben de visserijbedrijven ter zitting bevestigd dat zij tijdens de hoorzitting de gelegenheid hebben gehad om te reageren op de inhoud van het raadkamerdossier, zodat zij niet zijn benadeeld door de omstandigheid dat dat dossier in de bezwaarfase aan het dossier is toegevoegd.
Is sprake van overtredingen?
5.3
De visserijbedrijven stellen dat geen sprake is van overtredingen en dat de staatssecretaris niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Daartoe hebben zij – samengevat – gesteld dat de ondermaatsheid van de vis gebrekkig is vastgesteld, dat sprake is van ‘braadjes’, dat geen sprake is van verborgen ruimtes op de [boot 1] en [boot 2] en dat de vis die op 20/21 oktober 2023 in het bestelbusje werd aangetroffen niet naar de [boot 3] kan worden herleid. Zij wijzen daarbij op rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) waaruit volgt dat aan een besluit tot toekennen van punten aan een visvergunning een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag dient te liggen. [4]
5.4
De rechtbank overweegt dat voor de beantwoording van de vraag of voldoende bewijs is geleverd voor de overtredingen, gelet op de waarborgen die voortvloeien uit artikel 6, tweede lid, van het EVRM, als uitgangspunt geldt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust van de overtreding. In geval van twijfel dient aan de betrokkene het voordeel van de twijfel te worden gegund. Een bestuursorgaan mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend rapport, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet (volledig) aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [5]
De ondermaatsheid van de vis
5.5
Gelet op de bevindingen in de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van 5 juni 2023 acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat een deel van de aangetroffen vis op de [boot 1], de [boot 2] en in het bestelbusje ondermaats was. Daartoe acht de rechtbank mede van belang dat [naam 3] ter zitting heeft verklaard dat hij van de politiemedewerkers die aan boord van de vaartuigen waren toen de vis werd gemeten, gehoord heeft dat zij gebruik hebben gemaakt van de meetplanken van de vaartuigen zelf en dat de gemeten vis deels ondermaats was. Daarbij is volgens hem conform de wet gemeten van kop tot staart. De dag erna is de vis nogmaals gemeten met de meetplank van de dienst. Alle metingen wezen volgens [naam 3] uit dat een deel van de vis ondermaats was. [naam 3] heeft verder verklaard dat hij van de politiemedewerkers die het onderzoek bij het busje hebben verricht, heeft vernomen dat zij de vis hebben gemeten met een meetlint en dat deze deels ondermaats was. Dit wordt ook bevestigd door foto’s die in het rapport van bevindingen met betrekking tot de [boot 3] zijn opgenomen. De onderliggende processen-verbaal zijn volgens de gemachtigde van de staatssecretaris beschikbaar en kunnen indien nodig worden overgelegd. De rechtbank acht dat echter niet noodzakelijk nu zij mede gelet op de verklaring van [naam 3] ter zitting niet twijfelt aan de juistheid van de bevindingen in de processen-verbaal van 5 juni 2023.
De braadjes
5.6
De rechtbank stelt voorop dat het achterhouden van een braadje voor eigen consumptie op grond van het GVB niet is toegestaan. De ter zitting aangehaalde margeregeling geldt immers niet als de vis niet wordt aangeland. De staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat braadjes tijdens de controles worden gedoogd, mits sprake is van een beperkte hoeveelheid. Dat de 33 kilogram vis die op 14 april 2023 op de [boot 3] werd aangetroffen is aangemerkt als braadje, betekent naar het oordeel van de rechtbank dus niet dat het achterhouden van de 66 kilogram vis die op de [boot 2] werd aangetroffen niet als een overtreding kan worden aangemerkt.
De verborgen ruimtes
5.7
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat zich op de [boot 1] en de [boot 2] verborgen ruimtes bevonden. Niet in geschil is immers dat de betreffende ruimtes op de bouwtekeningen van de vaartuigen staan aangeduid als sonarruimtes. De visserijbedrijven hebben toegelicht dat dergelijke sonarruimtes standaard aanwezig zijn op dit type vaartuigen en dat de bemanning deze ruimtes af en toe moet betreden om kranen open en dicht te draaien. Om de veiligheid op het schip te waarborgen zijn deze ruimtes afgedicht met stalen platen. De rechtbank overweegt dat in de sonarruimte van de [boot 2] geen vis is aangetroffen. In de sonarruimte van de [boot 1] zijn wel vuilniszakken en tonnen/emmers met vis aangetroffen. Dat dit volgens de staatssecretaris een onlogische plek is om vis te bewaren, maakt naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet dat sprake is van een verborgen ruimte.
Het bestelbusje
5.8
De rechtbank overweegt dat uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van
5 juni 2023 volgt dat in de nacht van 20 op 21 oktober 2022 is waargenomen dat een voertuig om 01.58 uur aan de kade bij de [boot 3] stopte met de achterzijde richting het vaartuig. Nadat de bestuurder de achterdeuren van het voertuig opende, werden er in hoog tempo vuilniszakken en kratten van de [boot 3] in het voertuig geladen, waarop de bestuurder om 02.01 uur weer in het voertuig stapte en wegreed. Hierop is het voertuig om 02.10 uur staande gehouden en doorzocht. De bestuurder van het voertuig, [naam 1], verklaarde tegen de politie dat de tong afkomstig was van de [boot 3].
Gelet op het korte tijdsverloop tussen de waarnemingen van het overladen van de vis van het vaartuig naar het bestelbusje en de aanhouding van het bestelbusje, alsmede de verklaring die de bestuurder vervolgens heeft afgelegd, is naar het oordeel van de rechtbank juist vastgesteld dat de vis in het bestelbusje afkomstig was van de [boot 3]. Voor de theoretische mogelijkheid dat er al vis in het bestelbusje zat voordat het bestelbusje aankwam bij de [boot 3] ziet de rechtbank geen enkel aanknopingspunt. Zo’n aanknopingspunt is ook ter zitting niet gegeven.
Overtredingen
5.9
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is gebleken van het bestaan of gebruik van verborgen ruimtes op de [boot 1] en de [boot 2], concludeert de rechtbank op basis van het voorgaande dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van overtredingen van het GVB. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of deze overtredingen kunnen worden gekwalificeerd als ernstige inbreuken zoals bedoeld in artikel 42, eerste lid en artikel 3, tweede lid van Verordening (EG) nr. 1005/2008 (hierna: de IOO-Verordening), die kunnen worden gesanctioneerd.
Is sprake van ernstige inbreuken?
5.1
De visserijbedrijven hebben gesteld dat de staatssecretaris ten onrechte geen individuele beoordeling heeft gemaakt ten aanzien van de ernst van de vermeende schendingen, aan de hand van de aangerichte schade, de waarde en omvang van de inbreuk en/of herhaling daarvan. Zij stellen dat als een dergelijke individuele beoordeling wel had plaatsgevonden de veronderstelde inbreuken niet als ernstig hadden kunnen worden aangemerkt, omdat de daadwerkelijk aangetroffen hoeveelheid vis zeer gering is. Zij wijzen er daarbij op dat een visreis in de zomer (naar schatting) rond de 10.000/15.000 kilo kan opleveren en in de winter zelfs rond de 20.000/25.000 kilo. Voor zover al sprake is van een aantasting van het mariene milieu als gevolg van de gestelde inbreuken, is die aantasting volgens de visserijbedrijven zeer beperkt. Dat geldt ook voor het door hen behaalde voordeel. Dat sprake is van herhaling en een structureel karakter is volgens hen ook niet gebleken.
De individuele beoordeling
5.11
Uit de toelichting op artikel 2 van de Beleidsregel volgt dat de vraag of sprake is van een ernstige inbreuk, steeds van geval tot geval in redelijkheid wordt beoordeeld. Relevante factoren die (mede) bepalend zijn voor de ernst van de inbreuk zijn onder meer de aard van de inbreuk, de aard van de schade, de waarde ervan en de omvang van de inbreuk. Het feit dat een inbreuk herhaaldelijk is gepleegd, weegt niet zozeer mee bij de bepaling van de ernst van de inbreuk. Toepassing van deze beoordelingscriteria heeft volgens de toelichting op de Beleidsregel geleid tot vaststelling van een lijst van inbreuken waarvan
– met name gelet op de aard van de inbreuk en de potentiële schadelijke gevolgen daarvan – in beginsel wordt aangenomen dat dit ernstige inbreuken op het GVB zijn. Deze lijst, vervat in de artikelen 3 tot en met 19 van de Beleidsregel, is gebaseerd op artikel 42, in samenhang met artikel 3, eerste lid, van de IOO-Verordening, en artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (hierna: de Controleverordening).
Dat deze inbreuken op basis van een initiële beoordeling op voorhand als ernstige inbreuk worden aangemerkt, neemt echter niet weg dat deze kwalificatie op basis van de beoordeling van het specifieke geval toch onevenredig kan blijken te zijn. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan immers overeenkomstig de Beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen. Dergelijke omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een bepaalde inbreukmakende activiteit in één van de artikelen 3 tot en met 19 van de Beleidsregel op voorhand als ernstige inbreuk is aangemerkt, zich alsnog niet kwalificeert als een ernstige inbreuk op het GVB. Volgens de toelichting op de Beleidsregel kan gedacht worden aan de omstandigheid dat sprake is van kennelijke overmacht of een crisissituatie of een kennelijke verschrijving of vergissing. Steeds moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
5.12
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris bij de vaststelling van de ernst van de inbreuken op het GVB in beginsel kan volstaan met een toets aan de betreffende artikelen uit de Beleidsregel en dus als uitgangspunt kan nemen dat bij het niet voldoen aan deze artikelen voldoende is gemotiveerd dat sprake is van ernstige inbreuken op het GVB. Een individuele beoordeling ten aanzien van de aard van de inbreuk, de aard van de schade, de waarde ervan en de omvang van de inbreuk is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet vereist. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 19 april 2023. [6] De rechtbank volgt de visserijbedrijven niet in hun stelling dat de relevante criteria in dit geval, anders dan in deze uitspraak van de ABRvS, niet reeds zijn afgewogen in de toelichting op de Beleidsregel. Uit de toelichting op de toepasselijke artikelen van de Beleidsregel volgt dat deze factoren ook in dit geval op voorhand zijn afgewogen. De rechtbank betrekt daarbij ook de verklaring van [naam 2] ter zitting dat de inbreuken die hier aan de orde zijn naar hun aard zo ernstig zijn dat deze, ongeacht de hoeveelheid vis waar het om gaat, als ernstige inbreuken worden aangemerkt. Dat de schade aan het mariene milieu in deze concrete gevallen mogelijk beperkt is, neemt daarom niet weg dat het om ernstige inbreuken gaat. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat het door de visserijbedrijven genoten voordeel mogelijk gering is.
5.13
Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de ernstige inbreuken alsnog niet kwalificeren als ernstige inbreuken is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat het raadkamerdossier er juist op wijst dat sprake is van structurele overtredingen van het GVB door de visserijbedrijven, die moedwillig zijn gepleegd. Uit het raadkamerdossier blijkt namelijk dat op verschillende momenten in de periodes van maart tot en met december 2022 en januari tot en met april 2023 met camera’s is waargenomen dat er na het moment van de eerste lossing zakken en kratten van boord van de [boot 1], de [boot 2] en de [boot 3] worden gehaald en in een bestelbusje (op naam van [B.V.]) worden geladen. Tijdens controles op 21 oktober 2022 en 17 februari 2023 is vastgesteld dat in die vuilniszakken en kratten vis zat. Niets wijst er naar het oordeel van de rechtbank dan ook op dat ten aanzien van de ernstige inbreuken die op 14 april 2023 en 20/21 oktober 2022 zijn vastgesteld sprake is van overmacht, een crisissituatie of een kennelijke verschrijving of vergissing.
Is artikel 17 van de Beleidsregel terecht toegepast?
5.14
De rechtbank is met de visserijbedrijven van oordeel dat de staatssecretaris artikel 17 van de Beleidsregel ten onrechte heeft toegepast. Uit de toelichting op dit artikel volgt dat sprake is van een ernstige inbreuk als toezichthouders of waarnemers in de uitoefening van hun controletaken worden gehinderd door bijvoorbeeld weerspannig gedrag, bedreiging, feitelijke belemmering van werkzaamheden of gedrag dat noodzaakt tot het inroepen van de sterke arm. Dat de controles op 14 april 2023 en/of 20/21 oktober 2022 moedwillig zijn bemoeilijkt of verhinderd door de visserijbedrijven door dergelijk obstructief gedrag is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
5.15
De staatssecretaris heeft ter zitting gesteld dat artikel 17 van de Beleidsregel meer omvat dan weerspannig gedrag. Hij wijst erop dat de visserijbedrijven, althans de kapiteins, op grond van artikel 73, zevende lid, van de Controleverordening ervoor dienen te zorgen dat de taak van de waarnemers wordt vergemakkelijkt en dat zij erop dienen toe te zien dat zij niet worden gehinderd bij het vervullen van hun opdracht. Tevens dienen zij de waarnemers toegang te verlenen tot de relevante delen van het vaartuig en tot de gedane vangst. Voor zover de staatssecretaris daarmee heeft bedoeld te stellen dat de visserijbedrijven, althans de kapiteins, de toezichthouders of waarnemers tijdens de controle op 14 april 2023 hadden moeten wijzen op de aanwezigheid van de (vis in de) sonarruimte, kon dit naar het oordeel van de rechtbank niet van hen verlangd worden gelet op de kennelijke strafrechtelijke verdenking tegen hen.
Is artikel 11 van de Beleidsregel terecht toegepast?
5.16
De rechtbank is van oordeel dat artikel 11 van de Beleidsregel terecht is toegepast. Uit de toelichting op dit artikel volgt dat sprake is van een ernstige inbreuk als men bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek verborgen heeft gehouden, met dergelijk bewijsmateriaal heeft geknoeid of dergelijk bewijsmateriaal heeft doen verdwijnen. Het gaat om de situatie dat in het kader van onderzoek in de toezichts- of opsporingsfase geknoeid wordt met bewijsmateriaal of dat het verborgen wordt gehouden of verdwijnt. Het bewijsmateriaal als bedoeld in dit artikel is de gevangen vis. Vast staat dat deze vis moet kunnen worden gemeten conform bijlage IV van de Verordening Technische Maatregelen (vanaf de punt van de snuit tot het uiteinde van de staartvin) om te kunnen vaststellen of wordt voldaan aan de eisen van het GVB. Door tong te ontkoppen en zeebaars te fileren hebben de visserijbedrijven het onmogelijk gemaakt om de vis op deze wijze te meten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank dus geknoeid met bewijsmateriaal. De visserijbedrijven en de kapiteins hebben ook ter zitting geen verklaring gegeven voor het ontkoppen van de tong en het fileren van de zeebaars. De rechtbank gaat er daarom van uit dat sprake is van welbewuste acties om illegale visserijactiviteiten te verdoezelen.
5.17
De rechtbank volgt de visserijbedrijven niet in hun stelling dat deze handelingen niet hebben plaatsgevonden tijdens de toezichts- of opsporingsfase. De handelingen hebben weliswaar plaatsgevonden voordat de toezichthouders aan boord kwamen, maar wel gedurende het lopende politieonderzoek, ook al waren de visserijbedrijven zich daarvan toen mogelijk nog niet bewust.
5.18
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris twee maal vijf punten kon opleggen aan [eiseres 1] B.V. voor de inbreuk op artikel 11 van de Beleidsregel, nu er is geknoeid met zowel de tong als de zeebaars. Aangezien het om verschillende vissoorten gaat, is sprake van twee afzonderlijke ernstige inbreuken op het GVB.
5.19
De rechtbank volgt de visserijbedrijven niet in hun stelling dat de verwijten die gemaakt worden op grond van artikel 12 van de Beleidsregel niet verenigbaar zijn met de verwijten die gemaakt worden op grond van artikel 11 van de Beleidsregel of dat sprake zou zijn van eendaadse samenloop. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank verschillende ernstige inbreuken op het GVB, namelijk enerzijds het knoeien met tong of zeebaars, zodat deze niet meer gemeten kan worden en anderzijds het niet aanlanden van deze vis.
De puntentoekenning
5.2
Het voorgaande leidt tot de volgende conclusies.
Ten aanzien van [eiseres 1] B.V.
5.21
De staatssecretaris heeft op goede gronden punten toegekend aan [eiseres 1] B.V. voor het begaan van ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen (5 punten);
2. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
3. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het fileren van zeebaars (5 punten);
4. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 18 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, heeft de staatssecretaris op goede gronden 12 punten toegekend.
5.22
De staatssecretaris heeft de duur van de schorsing van de vismachtigingen gekoppeld aan het aantal punten dat niet kan worden toegekend, omdat deze boven het maximum van 12 punten uitkomen. Voor ieder niet toegekend punt dient de vismachtiging volgens de staatssecretaris gedurende één week te worden geschorst. De rechtbank begrijpt dat de staatssecretaris een abstracte constructie heeft moeten verzinnen omdat in de Beleidsregel niets is geregeld over de duur van de schorsing van de vismachtiging. De rechtbank acht deze wijze van berekenen niet onredelijk en zal deze dan ook volgen.
Dat betekent voor [eiseres 1] B.V. dat de vismachtiging van de [boot 1] voor een periode van (18-12=) 6 weken zal worden geschorst.
Ten aanzien van [eiseres 2] B.V.
5.23
De staatssecretaris heeft op goede gronden punten toegekend aan [eiseres 2] B.V. voor het begaan van ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het ontkoppen van tong (5 punten);
3. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 8 punten. Omdat [eiseres 2] B.V. al 6 punten had staan wegens eerdere ernstige inbreuken op het GVB, komt zij aan een totaal van 14 punten. De rechtbank stelt vast dat het vereiste aantal van 18 punten niet wordt gehaald, zodat de visvergunning van [eiseres 2] B.V. niet wordt geschorst.
5.24
Het voorgaande betekent voor [eiseres 2] B.V. dat de vismachtiging van de [boot 2] niet zal worden geschorst. Aan haar zijn voor de ernstige inbreuken die op 14 april 2023 hebben plaatsgevonden immers minder dan 12 punten toegekend.
Ten aanzien van [eiseres 3] B.V.
5.25
De staatssecretaris heeft op goede gronden punten toegekend aan [eiseres 3] B.V. voor het begaan van ernstige inbreuken op het GVB, namelijk:
1. Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen, namelijk het niet aanlanden en verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
2. Het verbergen, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, namelijk het verborgen houden van (ondermaatse) tong (5 punten);
3. Het niet naleven van verplichtingen inzake het juist registreren van de met de vangst verband houdende gegevens, namelijk het niet gebruiken van de feitelijke weeggegevens bij de aangifte van aanlanding (3 punten).
Het totaal van de ernstige inbreuken is 13 punten. Omdat er per inspectie maximaal 12 punten kunnen worden toegekend, heeft de staatssecretaris op goede gronden 12 punten toegekend. Omdat [eiseres 3] B.V. al 8 punten had staan wegens eerdere ernstige inbreuken op het GVB, komt zij aan een totaal van 20 punten. Een totaal van 18 punten of meer leidt op grond van artikel 92, derde lid van de Controleverordening jo. artikel 129 van Verordening (EU) nr. 404/2011 automatisch tot schorsing van de visvergunning voor de duur van twee maanden. De rechtbank stelt dan ook vast dat de staatssecretaris de visvergunning van [eiseres 3] B.V. op goede gronden heeft geschorst voor twee maanden.
5.26
Dat betekent voor [eiseres 3] B.V. dat de vismachtiging van de [boot 3] voor een periode van (13-12=) één week zal worden geschorst.
Kunnen de visserijbedrijven als overtreders worden aangemerkt?
5.27
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de visserijbedrijven op goede gronden als overtreders heeft aangemerkt. Uit recente rechtspraak van de ABRvS [7] volgt dat zowel voor bestuurlijke boetes als voor herstelsancties moet worden aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap. Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
a. a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
5.28
De rechtbank overweegt dat de bemanning van de [boot 1], de [boot 2] en de
[boot 3] werkzaam was ten behoeve van de rechtspersonen, dat de geconstateerde inbreuken in de uitvoering van de gebruikelijke werkzaamheden op het vaartuig zijn begaan en dat niet is gebleken dat de visserijbedrijven (adequate) zorg hebben betracht om de inbreuken te voorkomen. De algemene stelling dat er controle wordt gehouden op de wijze waarop het werk wordt verricht en dat de bemanning wordt gewezen op de geldende wet- en regelgeving is daartoe naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.
Is sprake van punitieve sancties?
5.29
De rechtbank is van oordeel dat de aan de visserijbedrijven opgelegde sancties niet punitief zijn.
5.3
De puntentoekenning voor ernstige inbreuken op het GVB is volgens vaste rechtspraak van de ABRvS [8] een herstelmaatregel. Uit de preambule van de Controleverordening en de bepalingen in titel VIII ‘Handhaving’ kan worden afgeleid dat de lidstaten erop moeten toezien dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor een ernstige inbreuk, een administratieve sanctie opgelegd krijgt en/of strafrechtelijk wordt vervolgd overeenkomstig het nationale recht. Daarnaast geldt het puntensysteem, dat in de Controleverordening is uitgewerkt. Puntentoekenning is volgens de Europese wetgever dus iets dat naast een administratieve of strafrechtelijke sanctie bestaat. Het puntensysteem is een handhavingsinstrument ten behoeve van de naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen. Met de toekenning van punten wordt beoogd de inbreuk op de instandhoudings- en beheersmaatregelen te beëindigen en verdere inbreuk te voorkomen. Niet is beoogd de overtreder te straffen of leed toe te voegen. Het feit dat aan de strafrechtelijke verdenking dezelfde feiten ten grondslag liggen als aan de puntentoekenning, maakt niet dat die laatste maatregel punitief wordt. Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de automatische schorsing van de visvergunning bij een totaal van 18 punten.
5.31
Op grond van artikel 90, zesde lid van de Controleverordening jo. artikel 45, vierde lid van de IOO-Verordening kon de staatssecretaris een aanvullende sanctie opleggen, in dit geval de schorsing van de vismachtigingen. Om te bepalen of deze aanvullende sanctie punitief van aard is, zijn volgens vaste rechtspraak [9] drie criteria relevant: de juridische kwalificatie van de inbreuk in het nationale recht, de aard van de inbreuk, en de aard en de zwaarte van de sanctie die aan de betrokkene kan worden opgelegd. De rechtbank overweegt dat vismachtigingen worden afgegeven in het kader van het meerjarenplan Noordzee om vispopulaties en het mariene ecosysteem van de Noordzee te beschermen. Door de vismachtigingen te schorsen, kunnen de negatieve effecten van de inbreuken op vispopulaties en het mariene ecosysteem worden hersteld. Gelet hierop is schorsing van de vismachtigingen naar het oordeel van de rechtbank geen punitieve sanctie. Dat schorsing van de vismachtigingen mogelijk grote (financiële) gevolgen heeft voor de visserijbedrijven maakt dat niet anders.
Is sprake van een schending van de onschuldpresumptie?
5.32
Van een schending van de onschuldpresumptie is op grond van vaste rechtspraak van de ABRvS [10] sprake indien een rechterlijke beslissing of een uiting van een ambtenaar een oordeel weergeeft omtrent de schuld van iemand die is aangeklaagd ter zake van het plegen van een strafbaar feit voordat de schuld van die persoon in de strafrechtelijke procedure is komen vast te staan. Het enkel uitspreken van een vermoeden dat iemand schuldig is aan het strafbare feit waarvoor hij is aangeklaagd levert geen schending van de onschuldpresumptie op. Aangezien sprake is van herstelsancties en geen bestraffende sancties vindt in beginsel geen vaststelling van schuld plaats. De staatssecretaris heeft zich op basis van de inhoud van de processen-verbaal van bevindingen, het rapport van bevindingen en het raadkamerdossier een eigen oordeel kunnen vormen over de inbreuken en daarbij niet overwogen dat hij de visserijbedrijven schuldig acht aan strafbare feiten. Van een schending van de onschuldpresumptie is naar het oordeel van de rechtbank dus geen sprake.
Is sprake van een onrechtmatige cumulatie van sancties?
5.33
Vooropgesteld wordt dat bespreking van deze beroepsgrond alleen nog relevant is voor [eiseres 3] B.V., nu de rechtbank eerder in deze uitspraak heeft geoordeeld dat de staatssecretaris op goede gronden zowel de visvergunning als de vismachtiging van [eiseres 3] B.V. heeft geschorst (r.o. 5.25 en 5.26). De rechtbank volgt [eiseres 3] B.V. niet in haar standpunt dat sprake is van een onrechtmatige cumulatie van sancties zoals bedoeld in artikel 5:6 van de Awb, omdat de puntentoekenning en de schorsing van de vismachtiging op verschillende juridische grondslagen en met verschillende doelen zijn opgelegd. De puntentoekenning (en de schorsing van de visvergunning die daaruit mogelijk volgt) is een herstelmaatregel gericht op het herstellen van de naleving van de visserijvoorschriften, terwijl de schorsing van de vismachtiging bedoeld is om de negatieve effecten van de overtredingen op vispopulaties en het mariene ecosysteem van de Noordzee te herstellen. De maatregelen dienen dus afzonderlijke en complementaire doelen. Daarom is het opleggen van beide herstelsancties naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met artikel 5:6 van de Awb.
Zijn er bijzondere omstandigheden om van de Beleidsregel af te wijken?
5.34
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan handelt overeenkomstig zijn Beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen. Zoals de ABRvS eerder heeft overwogen, kunnen omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet alleen al daarom buiten beschouwing worden gelaten. Het bestuursorgaan moet aan de hand van alle omstandigheden van het geval nagaan of zich bijzondere omstandigheden voordoen in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de Beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen.
5.35
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die ertoe leiden dat de gevolgen van de bestreden besluiten onevenredig zijn in verhouding met de doelen van de Beleidsregel.
5.36
De cumulatie van sancties in het geval van [eiseres 3] B.V. geeft de rechtbank geen aanleiding om hier anders over te denken. In de ernst van de inbreuken en het aantal opgelegde punten kon de staatssecretaris aanleiding zien om een aanvullende sanctie op te leggen. Het schorsen van de vismachtiging voor de duur van één week is naar het oordeel van de rechtbank een geschikte en noodzakelijke maatregel om de negatieve effecten van de inbreuken op vispopulaties en het mariene ecosysteem van de Noordzee te herstellen. Mede gelet op het structurele karakter van de inbreuken dat volgt uit het raadkamerdossier acht de rechtbank deze sanctie niet onevenredig.
5.37
Samenloop met de strafrechtelijke procedure leidt niet tot onevenredige gevolgen, nu er (nog) geen strafrechtelijke sanctie aan de visserijbedrijven is opgelegd. De stelling dat aan de visserijbedrijven over de band van de evenredigheidstoetsing strafrechtelijke waarborgen en rechtsbescherming toekomen gezien de mate van het punitieve karakter die de sancties met zich dragen, volgt de rechtbank evenmin.
5.38
Dat de puntentoekenning gevolgen kan hebben voor de mogelijkheid om subsidie te krijgen is geen bijzondere omstandigheid, omdat dit een gevolg is dat voor iedereen geldt die werkzaam is in de visserij en inherent is aan het systeem van de puntentoekenning. [11] Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de gestelde grote financiële gevolgen van de sancties voor de visserijbedrijven.
5.39
Dat de [boot 1] en de [boot 2] in 2024 al respectievelijk 7 en 12 weken stil hebben gelegen in verband met reparatie en revisie behoort naar het oordeel van de rechtbank tot de normale bedrijfsvoering en kan daarom niet als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb worden aangemerkt.
5.4
De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat van strijd met het evenredigheidsbeginsel geen sprake is.

Conclusie en gevolgen

6.1
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat de beroepen van de visserijbedrijven gegrond zijn. De bestreden besluiten zullen worden vernietigd.
6.2
De rechtbank ziet op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb aanleiding om zelf in de zaken te voorzien, op de hierna onder de beslissing vermelde wijze.
6.3
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, moet de staatssecretaris aan de visserijbedrijven het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6.4
Ook zal de rechtbank de staatssecretaris veroordelen in de door de visserijbedrijven gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten en zal als volgt zelf in de zaken voorzien;
  • bepaalt dat aan [eiseres 1] B.V. 12 punten worden toegekend voor het begaan van ernstige inbreuken op het GVB op 14 april 2023;
  • bepaalt dat de vismachtiging van de [boot 1] voor een periode van 6 weken wordt geschorst;
  • bepaalt dat aan [eiseres 2] B.V. 8 punten worden toegekend voor het begaan van ernstige inbreuken op het GVB op 14 april 2023;
  • bepaalt dat de visvergunning van [eiseres 2] B.V. niet wordt geschorst;
  • bepaalt dat de vismachtiging van de [boot 2] niet wordt geschorst;
  • bepaalt dat aan [eiseres 3] B.V. 12 punten worden toegekend voor het begaan van ernstige inbreuken op het GVB op 20/21 oktober 2022;
  • bepaalt dat de visvergunning van [eiseres 3] B.V. voor een periode van 2 maanden wordt geschorst;
  • bepaalt dat de vismachtiging van de [boot 3] voor een periode van 1 week wordt geschorst;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde bestreden besluiten;
  • draagt de staatssecretaris op om het betaalde griffierecht van € 371,- aan [eiseres 1] B.V., [eiseres 2] B.V. en [eiseres 3] B.V. te vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van [eiseres 1] B.V., [eiseres 2] B.V. en [eiseres 3] B.V. tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en mr. A.M.L.E. Ides Peeters, leden, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 1 april 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008, houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-Verordening)
Artikel 3
Vissersvaartuigen die IOO-visserij bedrijven
1. Van een vissersvaartuig wordt aangenomen dat het IOO-visserij heeft bedreven indien wordt aangetoond dat het, in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het gebied waar het die activiteiten heeft verricht:
(..)
b) zijn verplichtingen inzake het registreren en melden van vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens, waaronder gegevens die middels systeem van de controle op vissersvaartuigen via satelliet moeten worden verzonden of voorafgaande kennisgevingen
overeenkomstig artikel 6, niet heeft vervuld, of
(..)
g) bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, verborgen heeft gehouden, met dergelijk bewijsmateriaal heeft geknoeid of dergelijk bewijsmateriaal heeft doen verdwijnen, of
h) de werkzaamheden heeft bemoeilijkt van functionarissen bij het uitvoeren van hun taak van controle op de naleving van de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen, of van waarnemers bij het uitvoeren van hun taak, namelijk de naleving van de geldende communautaire regels na te gaan.
(..)
2. De in lid 1 vermelde activiteiten worden beschouwd als ernstige inbreuken overeenkomstig artikel 42, naargelang van de ernst van de betrokken inbreuk, welke wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat, op grond van criteria als aangerichte schade, waarde, omvang van de inbreuk of herhaling.
Artikel 42
Ernstige inbreuken
1. Voor de doeleinden van deze verordening wordt onder „ernstige inbreuk” verstaan:
a. a) de activiteiten die op grond van de in artikel 3 bepaalde criteria worden beschouwd als IOO-visserij;
(…)
2. De ernst van de inbreuk wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, op grond van de criteria omschreven in artikel 3, lid 2.
Artikel 45
Begeleidende sancties
De in dit hoofdstuk bedoelde sancties kunnen gepaard gaan met andere sancties of maatregelen, en met name:
(…)
4. de schorsing of intrekking van de vismachtiging;
(…)
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het
gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (de Controleverordening)
Artikel 60
Weging van visserijproducten
(…)
5. De weegresultaten worden gebruikt voor de invulling van de aangiften van aanlanding, het vervoersdocument, de verkoopdocumenten en de aangiften van overname.
(…)
Artikel 73
Met controle belaste waarnemers
(…)
7. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen zorgen ervoor dat de aangewezen met controle belaste waarnemers naar behoren worden ondergebracht, vergemakkelijken hun taak en zien erop toe dat zij niet worden gehinderd bij het vervullen van hun opdracht. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen verlenen tevens de met controle belaste waarnemers toegang tot de relevante delen van het vaartuig, ook tot de gedane vangst, alsmede tot de documenten van het vaartuig, met inbegrip van de elektronische bestanden.
(…)
Artikel 90
Sancties bij ernstige inbreuken
1. Ter aanvulling op artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 worden voor de toepassing van deze verordening, naargelang van de ernst van de betrokken inbreuk, welke wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat, op grond van criteria als de aard van de schade, de waarde ervan, de economische situatie van degene die de inbreuk pleegt en de omvang van de inbreuk of de herhaling ervan, ook de volgende activiteiten als ernstige inbreuken beschouwd:
c) tijdens een visserijactiviteit gevangen soorten waarvoor een quotum geldt niet aanlanden tenzij dit aanlanden in zou gaan tegen verplichtingen uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, in visserijtakken of visserijzones waar die regels van toepassing zijn.
(..)
Artikel 92
Puntensysteem voor ernstige inbreuken
1. De lidstaten passen op ernstige inbreuken zoals bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 een puntensysteem toe op basis waarvan de houder van een visvergunning voor een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal punten krijgt.
2. Wanneer een natuurlijke persoon een ernstige inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft begaan of een rechtspersoon aansprakelijk wordt geacht voor een dergelijke inbreuk, wordt een passend aantal punten aan de houder van de
visvergunning gegeven. Wanneer het vaartuig na de datum waarop de inbreuk is begaan, wordt verkocht, overgedragen of anderszins van eigenaar veranderd, worden de gegeven punten overdragen op de toekomstige houder van de visvergunning voor het betrokken vaartuig. De houder van de visvergunning heeft het recht om beroep in te stellen overeenkomstig het nationale recht.
3. Wanneer het totale aantal punten gelijk is aan of meer bedraagt dan een bepaald aantal punten, wordt de visvergunning automatisch geschorst voor een periode van ten minste twee
maanden. (…)
4. Indien de houder van een visvergunning binnen drie jaar vanaf de datum van de laatste ernstige inbreuk geen nieuwe ernstige inbreuk begaat, worden alle punten op de visvergunning geschrapt.
(..)
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (de Uitvoeringsverordening)
TITEL VII
HANDHAVING
PUNTENSYSTEEM VOOR ERNSTIGE INBREUKEN
Artikel 125
Invoering en werking van een puntensysteem voor ernstige inbreuken
De lidstaten wijzen de bevoegde nationale autoriteiten aan die bevoegd zijn voor:
a. a) het opzetten van het in artikel 92, lid 1, van de controleverordening bedoelde puntensysteem voor ernstige inbreuken;
b) het toewijzen van het juiste aantal punten aan de houder van een visvergunning;
c) het overdragen van de punten van een vissersvaartuig dat wordt verkocht of overgedragen of anderszins van eigenaar verandert, naar de volgende houder van de visvergunning voor dat vissersvaartuig, en
d) het registreren van het aantal punten die voor elke visvergunning aan de houder ervan zijn toegewezen.
Artikel 126
Het toewijzen van punten
1. Het aantal punten voor ernstige inbreuken wordt door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat overeenkomstig bijlage XXX toegewezen aan de houder van de visvergunning voor het betrokken vissersvaartuig.
2. Indien tijdens een inspectie wordt geconstateerd dat een natuurlijke of een rechtspersoon die de houder van de visvergunning is, twee of meer ernstige inbreuken heeft begaan, worden aan de in lid 1 bedoelde houder van de visvergunning voor elke ernstige inbreuk tot 12 punten toegewezen.
(...)
Artikel 129
Schorsing en definitieve intrekking van een visvergunning
1. Indien de houder van een visvergunning 18, 36, 54 en 72 punten heeft geaccumuleerd, gaat, respectievelijk, de eerste, tweede, derde en vierde schorsing van de visvergunning automatisch in voor de betrokken in artikel 92, lid 3, van de controleverordening bedoelde perioden.
(…)
BIJLAGE XXX (voor zover hier van belang)
VOOR ERNSTIGE INBREUKEN TOE TE WIJZEN PUNTEN
Nr.
Ernstige inbreuk
Punten
1
Niet-naleving van de verplichte registratie en rapportage van vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens, waaronder gegevens die via het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen moeten worden doorgegeven
(artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
3
4
Het verborgen houden van, knoeien met of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek
(artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
5
5
Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving
(artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
5
10
Het bemoeilijken van de werkzaamheden van functionarissen bij het uitvoeren van hun taak van controle op de naleving van de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen, of van de werkzaamheden van waarnemers bij het uitvoeren van hun taak, namelijk de naleving van de geldende EU-regels na te gaan
(artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder h), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
7
Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020

Artikel 2. Beoordeling ernst inbreuk

1. Voor de toepassing van artikel 90, eerste lid, van de controleverordening, en artikel 42 van verordening nr. 1005/2008 wordt de ernst van een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid beoordeeld overeenkomstig deze beleidsregel.
2. De minister beoordeelt de ernst van de inbreuk, bedoeld in het eerste lid, op basis van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van inbreuk, de daaruit voortvloeiende schade, de waarde van de schade aan de visbestanden en het mariene milieu in kwestie, en de omvang van de inbreuk.
3. De inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals die worden omschreven in de artikelen 4 tot en met 20 van deze beleidsregel, worden aangemerkt als ernstige inbreuken, tenzij zich in het concrete geval een of meer bijzondere omstandigheden voordoen die de mate van ernst van de inbreuk dusdanig doen verminderen, dat de desbetreffende inbreuk redelijkerwijs niet kan worden aangemerkt als een ernstige inbreuk.
Artikel 5. Niet-naleving verplichting tot aan boord brengen, houden of aanlanden van soorten die vallen onder de aanlandplicht
Als ernstige inbreuk als bedoeld in artikel 90, eerste lid, onderdeel c, van de controleverordening, wordt aangemerkt een overtreding van artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 15, eerste lid, van de basisverordening, voor zover een substantiële hoeveelheid van een tijdens een visserijactiviteit gevangen soort waarvoor een vangstbeperking geldt, niet aan boord wordt of is gebracht of gehouden of niet wordt of is aangeland, tenzij dit aan boord brengen en houden of het aanlanden van deze vangsten in zou gaan tegen verplichtingen uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijke visserijbeleid in visserijtakken of visserijzones waar die regels van toepassing zijn, of zouden vallen onder vrijstellingen uit hoofde van die regels.
Artikel 8. Schending verplichtingen inzake het registreren en melden vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens
Als ernstige inbreuk als bedoeld in artikel 42, onderdeel a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van verordening nr. 1005/2008, wordt aangemerkt:
(…)
e. overtreding van artikel 124, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 60, vijfde lid, van de controleverordening voor zover het gaat om de aangifte van aanlanding;
(…)
Artikel 11. Verborgen houden of doen verdwijnen van, of knoeien met bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek
Als ernstige inbreuk als bedoeld artikel 42, onderdeel a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van verordening nr. 1005/2008, wordt aangemerkt het verborgen houden van, knoeien met, of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek naar de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Artikel 12. Illegaal aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis
Als ernstige inbreuk als bedoeld artikel 42, onderdeel a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onderdeel i, van verordening nr. 1005/2008, wordt aangemerkt een overtreding van
a. artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 15, twaalfde lid, van de basisverordening; of
b. artikel 117a van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 49bis, eerste lid, of artikel 49quater van de controleverordening, voor zover:
( i) per visreis van een soort 10 procent of meer ondermaatse vis, met een minimum van 200 kilo aan boord is genomen, overgeladen of aangeland; of
(ii) ondermaatse vis verborgen is of wordt gehouden.

Artikel 17. Bemoeilijken taakuitoefening door functionarissen of waarnemers

Als ernstige inbreuk als bedoeld artikel 42, onderdeel a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van verordening nr. 1005/2008, wordt aangemerkt een overtreding van:
a. artikel 128, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 73, zevende lid, van de controleverordening;
b. artikel 128, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 113, tweede lid, of 114, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.
Uitvoeringsregeling zeevisserij

Artikel 8. Voorschriften lossen

(…)
5. Alle zich aan boord van het vissersvaartuig bevindende vis, met uitzondering van paling, wordt in één ononderbroken losbeurt in zijn geheel gelost.
(…)

Artikel 98. Verlening vismachtiging

(…)
8. Het is verboden in strijd te handelen met de aan de vismachtiging verbonden voorschriften.

Artikel 100. Schorsing of intrekking vismachtiging

(…)
2. De minister kan de vismachtiging voor een bepaalde periode geheel of gedeeltelijk schorsen of intrekken indien naar het oordeel van de minister de desbetreffende ondernemer, of diens gemachtigde, niet voldoet aan de aan de vismachtiging verbonden voorschriften.
(…)

Artikel 124. Weging visserijproducten

(…)
2. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 60, tweede en vijfde lid, van de controleverordening (…)

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 februari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:592.
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 10 oktober 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:6905.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:379.
4.ABRvS 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:485 (r.o. 6.1).
5.ABRvS 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1226 (r.o. 5.1 en 5.4).
6.ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1537 (r.o. 7).
7.ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2067 (r.o. 7).
8.ABRvS 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1226 (r.o. 7.2).
9.ABRvS 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1226 (r.o. 7.1).
10.ABRvS 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:780 (r.o. 5.1).
11.ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1537.