In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder een uitspraak van de rechtbank van 14 juni 2024, waarin de Dienst Toeslagen werd opgedragen om binnen zes weken op haar bezwaar te beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt de Dienst Toeslagen een beslistermijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de termijn wordt overschreden. Eiseres krijgt ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 453,50 bedragen. De rechtbank benadrukt dat de Dienst Toeslagen zich aan de gestelde termijnen moet houden, en dat er geen aanleiding is om van het landelijke beleid af te wijken.