Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2021 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.841 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil;
- wijst het verzoek om een rentevergoeding over de ten onrechte betaalde belasting over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen af;
- stelt vast dat door de inspecteur, als gevolg van het niet-tijdig beslissen op bezwaar, een dwangsom is verbeurd van € 1.442;
- beslist dat voor zover de toegekende dwangsom niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende € 500 moet betalen aan immateriëleschadevergoeding;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 39;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.