ECLI:NL:RBZWB:2025:159
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoeken om ambtshalve vermindering van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 tot en met 2020
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 januari 2025, beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die op 23 december 2022 de verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2017 tot en met 2020 heeft afgewezen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft op 24 september 2024 een wrakingsverzoek ingediend, dat op 9 oktober 2024 werd afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 20 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur niet alle stukken heeft verstrekt, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de beoordeling van de zaak, aangezien belanghebbende op de hoogte was van de niet-overgelegde stukken. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering in behandeling heeft genomen, ondanks dat er al beroepsprocedures liepen tegen de aanslagen. De rechtbank wijst erop dat de wet geen beperking stelt aan de mogelijkheid om ambtshalve vermindering te verzoeken.
Belanghebbende had de verzoeken gegrond op een uitspraak van de Hoge Raad in een massaalbezwaarprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat de inspecteur de verzoeken terecht heeft afgewezen, omdat de termijn van zes maanden voor het verminderen van de aanslagen nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de verzoeken terecht heeft afgewezen en dat de bezwaren kennelijk ongegrond waren. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de rechtbank al eerder een vergoeding had toegekend in een andere uitspraak. De beroepen worden ongegrond verklaard, en belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.