In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 februari 2024. In die uitspraak werd bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen tien weken moest beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft tot het indienen van een beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en bepaalt dat verweerder dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 453,50 bedragen. De rechtbank benadrukt dat de beslistermijn van zestig weken na ontvangst van het bezwaarschrift al is verstreken, waardoor de standaardtermijn van twee weken na deze uitspraak van toepassing is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.