In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 17 juli 2024. In die uitspraak is bepaald dat verweerder, de Dienst Toeslagen, binnen twee weken moet beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit heeft genomen op het bezwaar van eiseres. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet nemen. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank ziet geen aanleiding om in afwijking van het landelijke beleid een lagere of hogere dwangsom op te leggen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 10 maart 2025.