ECLI:NL:RBZWB:2025:1053
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de eigen bijdrage Wmo in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de vaststelling van de eigen bijdrage voor ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) vanaf januari 2024. Eiser, die gehuwd is en zelfstandig woont, ontvangt maatschappelijke ondersteuning in de vorm van huishoudelijke hulp. Zijn echtgenote is opgenomen in een zorginstelling en betaalt een eigen bijdrage voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn eigen bijdrage door het Centraal Administratie Kantoor (CAK), dat deze had vastgesteld op € 20,60 per maand, naar de norm voor een alleenstaande.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 behandeld. Eiser stelt dat het CAK in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel heeft gehandeld door het besluit van 19 januari 2024 te nemen, omdat er geen wijziging in zijn situatie heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat het CAK terecht de eigen bijdrage heeft vastgesteld, omdat eiser en zijn echtgenote door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) als duurzaam gescheiden levend worden aangemerkt. Dit betekent dat eiser in het kader van de Wmo als ongehuwd moet worden beschouwd.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het besluit van het CAK standhoudt. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 februari 2025.