ECLI:NL:CRVB:2014:3393

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
17 oktober 2014
Zaaknummer
13-1958 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.H. Bel
  • G. van Zeben-de Vries
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de eigen bijdrage op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de registratie als alleenstaande

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant, die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een eigen bijdrage moest betalen, was door het CAK geregistreerd als alleenstaande. Dit leidde tot een lagere eigen bijdrage dan wanneer hij als gehuwde zou worden aangemerkt. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze registratie, omdat hij van mening was dat hij ten onrechte als alleenstaande was aangemerkt. Het CAK had eerder de maximale periodebijdrage vastgesteld op € 18,- per vier weken, maar na herziening was dit bedrag verhoogd naar € 25,80 per vier weken, waarbij appellant als gehuwde werd aangemerkt.

De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat het onredelijk was om van een gehuwde een hogere eigen bijdrage te verlangen dan van een alleenstaande, vooral gezien zijn lage verzamelinkomen. De Raad overwoog dat de regelingen waarop de eigen bijdrage is gebaseerd dwingendrechtelijk zijn en dat de hoogte van de eigen bijdrage in overeenstemming was met de wettelijke voorschriften. De Raad concludeerde dat de appellant had moeten begrijpen dat de eigen bijdrage onjuist was vastgesteld en dat hij rekening had moeten houden met een wijziging van de eigen bijdrage.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2014.

Uitspraak

13/1958 WMO
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van
5 maart 2013, 12/5516 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.G.C. van Ingen, hoger beroep ingesteld. Mr. Van Ingen heeft tevens te kennen gegeven dat hij zich terugtrekt als gemachtigde van appellant.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2014. Appellant is verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Knoester.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft CAK de maximale periodebijdrage in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) over 2012 vastgesteld op € 18,- per vier weken. Appellant ontvangt over de eigen bijdrage een korting van 33%, zodat hij per periode van vier weken niet meer dan € 12,06 betaalt. CAK heeft appellant aangemerkt als alleenstaande.
1.2.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 mei 2012, omdat hij ten onrechte is aangemerkt als alleenstaande.
1.3.
Bij besluit van 5 september 2012 heeft CAK het besluit van 24 mei 2012 herzien en de maximale periodebijdrage Wmo over 2012 vastgesteld op € 25,80 per vier weken. Appellant ontvangt over de eigen bijdrage een korting van 33%, zodat hij per periode van vier weken niet meer dan € 17,29 betaalt. CAK heeft appellant bij deze berekening aangemerkt als gehuwde als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
1.3.
Bij besluit van 26 september 2012 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 mei 2012 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 5 september 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard. Hij heeft aangevoerd dat het onredelijk is om van een gehuwde een hogere eigen bijdrage te verlangen dan van een alleenstaande. Het verzamelinkomen valt in zijn geval niet hoger uit, omdat zijn partner geen inkomsten heeft. Omdat hij een laag verzamelinkomen heeft is de verhoging van de eigen bijdrage een te zware last. Verder heeft CAK de verhoging, na bezwaar, met ingang van
1 januari 2012 vastgesteld, zodat sprake is van een verslechtering van de positie in bezwaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De regelingen waarop de in geding zijnde eigen bijdrage is gebaseerd, zijn dwingendrechtelijk van aard. Tussen partijen is niet in geschil dat de hoogte van de eigen bijdrage is vastgesteld in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. De door appellant aangevoerde omstandigheid dat de vastgestelde eigen bijdrage een te zware last voor hem is, is onvoldoende zwaarwegend om van een dwingendrechtelijk voorschrift af te wijken.
4.2.
Op grond van vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van
30 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD9312) komt aan een bestuursorgaan in beginsel de bevoegdheid toe een gemaakte fout te herstellen, mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en ook overigens geen sprake is van strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel.
4.3.
De Raad is van oordeel dat het voor appellant duidelijk kon zijn dat de bij besluit van
24 mei 2012 opgelegde eigen bijdrage onjuist was, omdat appellant ten onrechte als alleenstaande en niet als gehuwde was aangemerkt. Daarbij is van belang dat CAK appellant bij brief van 10 april 2012 te kennen heeft gegeven dat hij staat geregistreerd als alleenstaande. In die brief heeft CAK er voorts op gewezen dat het voeren van een huishouden met een meerderjarig persoon van belang kan zijn voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en dat appellant onjuist geregistreerde gegevens kan doorgeven aan CAK. Onder deze omstandigheden had appellant rekening kunnen en moeten houden met een wijziging van de op 24 mei 2012 vastgestelde eigen bijdrage. De wijziging van de eigen bijdrage met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 die bij besluit van 5 september 2012 heeft plaatsgevonden, wordt dan ook niet strijdig geacht met het beginsel van de rechtszekerheid.
4.4.
Uit wat is overwogen in 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en G. van Zeben-de Vries en
W.E. Doolaard als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) W. de Braal

JS