ECLI:NL:CRVB:2014:3393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Herziening van de eigen bijdrage op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de registratie als alleenstaande
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant, die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een eigen bijdrage moest betalen, was door het CAK geregistreerd als alleenstaande. Dit leidde tot een lagere eigen bijdrage dan wanneer hij als gehuwde zou worden aangemerkt. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze registratie, omdat hij van mening was dat hij ten onrechte als alleenstaande was aangemerkt. Het CAK had eerder de maximale periodebijdrage vastgesteld op € 18,- per vier weken, maar na herziening was dit bedrag verhoogd naar € 25,80 per vier weken, waarbij appellant als gehuwde werd aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat het onredelijk was om van een gehuwde een hogere eigen bijdrage te verlangen dan van een alleenstaande, vooral gezien zijn lage verzamelinkomen. De Raad overwoog dat de regelingen waarop de eigen bijdrage is gebaseerd dwingendrechtelijk zijn en dat de hoogte van de eigen bijdrage in overeenstemming was met de wettelijke voorschriften. De Raad concludeerde dat de appellant had moeten begrijpen dat de eigen bijdrage onjuist was vastgesteld en dat hij rekening had moeten houden met een wijziging van de eigen bijdrage.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2014.