In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker wiens rijbewijs ongeldig is verklaard door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) vanwege alcoholmisbruik. Het CBR had op 25 juli 2024 besloten dat verzoeker niet geschikt was om te rijden, na een verkeersongeval op 18 januari 2024 waarbij een hoog alcoholpromillage werd vastgesteld. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening, omdat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als algemeen directeur van een organisatieadviesbureau. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het terugkrijgen van zijn rijbewijs, vooral gezien de impact op zijn werk en financiële situatie. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit van het CBR en het primaire besluit van 25 juli 2024, waardoor verzoeker weer over zijn rijbewijs kan beschikken. Tevens wordt het CBR veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker.