202202158/1/A3.
Datum uitspraak: 24 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaaats]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 februari 2022 in zaak nr. 20/5495 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP).
Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2019 heeft de AP een door [appellant] op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) ingediende klacht afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2020 heeft de AP het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 februari 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De AP heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2023, waar [appellant] en de AP, vertegenwoordigd door mr. W. van Steenbergen en mr. E. Nijhof, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is van mening dat het Radboud Universitair Medisch Centrum op basis van een medisch onderzoek een verkeerde diagnose en onjuiste medische gegevens in zijn medisch dossier heeft opgenomen. De AP heeft de klacht van [appellant] hierover afgewezen omdat het correctierecht, zoals bedoeld in artikel 16 van de AVG, niet ziet op de door [appellant] gewenste aanpassingen. De AP heeft dit standpunt in het besluit op bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de AP zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het correctierecht niet bedoeld is om indrukken, meningen, onderzoeksresultaten en conclusies waarmee betrokkene zich niet kan verenigen te corrigeren of verwijderen. Bovendien moeten de te corrigeren onjuistheden in persoonsgegevens eenvoudig en objectief zijn vast te stellen en dat is hier niet het geval, aldus de rechtbank.
Beoordeling
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat wel sprake is van eenvoudig en objectief vast te stellen onjuistheden. Zo is volgens hem makkelijk vast te stellen dat de toestand van zijn gebit beter was dan in het medisch dossier staat vermeld en heeft zijn tandarts per brief aangegeven dat zijn ondertanden niet verrot zijn. Daarnaast zijn de verklaringen over zijn vermeende suïcidaliteit ongeloofwaardig, omdat zijn huisarts geen hoog risico op suïcidaliteit heeft geconstateerd. Verder blijkt uit verklaringen van medici dat de diagnose autisme onjuist was.
2.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het in artikel 16 van de AVG opgenomen correctierecht niet is bedoeld om indrukken, meningen, onderzoeksresultaten en conclusies waarmee betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1020, onder 5.1). 2.2. Het betoog van [appellant] over de diagnose autisme heeft betrekking op indrukken en een daaruit getrokken conclusie. Het correctierecht is niet bedoeld voor dergelijke persoonsgegevens. Dit geldt ook voor zijn betoog over de in een klinische notitie weergegeven verklaring van een derde over zijn mogelijke suïcidaliteit en zijn betoog over een verkeerde weergave in een diagnostisch verslag van de toestand van zijn gebit. Deze persoonsgegevens zijn gebaseerd op verklaringen van derden of [appellant] zelf tijdens een medisch onderzoek en zijn daarom te kwalificeren als indrukken of conclusies naar aanleiding van een medisch onderzoek. Op basis van wat [appellant] heeft aangevoerd is niet eenvoudig en objectief vast te stellen dat de verklaringen zelf niet juist zouden zijn weergegeven.
2.3. Voor zover [appellant] diagnoses, klinische notities en meningen van medici en derden heeft aangehaald laten deze slechts zien dat wellicht onenigheid bestaat over de juiste diagnose met betrekking tot zijn gebit of mentale gezondheid en artsen wellicht later zijn teruggekomen op bepaalde indrukken of conclusies. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] hiermee niet heeft aangetoond dat de door [appellant] betwiste diagnoses en indrukken verkeerd zijn weergegeven. Hoewel de Afdeling begrijpt dat het vervelend is dat wellicht verkeerde persoonsgegevens circuleren, is het correctierecht niet bedoeld voor de door [appellant] aangedragen mogelijke onjuistheden in zijn medisch dossier. [appellant] kan zijn standpunt dat sprake is van onjuiste medische gegevens aan zijn medisch dossier laten toevoegen, zoals hem ook is aangeboden.
2.4. Ook het betoog van [appellant] dat de AP door de gegevens niet te corrigeren de indruk naar de buitenwereld wekt dat de gegevens juist zijn, kan niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Zoals de AP in het besluit van 16 juli 2020 en ter zitting heeft vermeld, laat de AP zich daarmee niet uit over de juistheid van de persoonsgegevens, maar beoordeelt zij alleen of het correctierecht van toepassing is en als sprake is van onjuistheden, of deze eenvoudig en objectief zijn vast te stellen.
2.5. Het betoog slaagt niet.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De AP hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023
373-1013