ECLI:NL:RVS:2024:621

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
202105226/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing rectificatie mutatierapport politie op grond van de Wet politiegegevens

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 18 juni 2021 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de afwijzing door de korpschef van politie van een verzoek om rectificatie van een mutatierapport, dat is opgesteld naar aanleiding van een demonstratie op de Dam in Amsterdam op 30 juni 2019. [appellant] verzocht om rectificatie op basis van artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), omdat hij onjuistheden in het rapport constateerde. De korpschef had het verzoek afgewezen, omdat [appellant] niet had aangegeven welke gegevens hij gerectificeerd wilde hebben.

De rechtbank oordeelde dat de korpschef op goede gronden het verzoek had afgewezen, en dat het recht op correctie niet bedoeld is om indrukken, meningen of conclusies te corrigeren. [appellant] stelde echter dat er feitelijke onjuistheden in het rapport stonden en dat de rechtbank ten onrechte de juistheid van de mutaties had aangenomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2023.

De Afdeling oordeelde dat de korpschef niet voldoende gelegenheid had gegeven aan [appellant] om de onjuistheid van de feitelijke gegevens aannemelijk te maken. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op het beroep op grond van de Wpg. De korpschef werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

202105226/1/A3.
Datum uitspraak: 14 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juni 2021 in zaken nrs. 19/5575 en 20/456 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2019 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] om rectificatie van een mutatierapport op grond van artikel 28 van de Wet politiegegevens (hierna: de Wpg) afgewezen.
Bij uitspraak van 18 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een ongelakte versie van het mutatierapport overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze versie van het mutatierapport.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2023, waar [appellant] en de korpschef, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft per brief aan de korpschef verzocht om rectificatie van het mutatierapport dat is opgesteld naar aanleiding van een demonstratie op de Dam in Amsterdam op 30 juni 2019. Hij stelt dat in het mutatierapport onjuistheden zijn opgenomen. [appellant] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wpg en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: de AVG).
Op 25 juli 2019 heeft een klachtbehandelaar het mutatierapport aan [appellant] voorgelezen. Op 20 augustus 2019 heeft [appellant] inzage gekregen in een gelakte versie van het mutatierapport. Bij brief van 29 augustus 2019 heeft de korpschef aan [appellant] te kennen gegeven dat de AVG niet van toepassing is op zijn verzoek, dat zijn verzoek niet volledig is en hem verzocht om zijn verzoek aan te vullen met de politiegegevens die hij gerectificeerd wil hebben. De korpschef heeft vervolgens het rectificatieverzoek afgewezen op grond van artikel 28 van de Wpg omdat [appellant] niet heeft aangegeven welke politiegegevens gerectificeerd zouden moeten worden.
Aangevallen uitspraak
2.       Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft [appellant] wederom inzage gekregen in de gelakte versie van het mutatierapport. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat de korpschef het verzoek om rectificatie, dat nader is geduid tijdens de zitting, op goede gronden heeft afgewezen. Volgens de rechtbank weegt in beginsel de waarneming van een ambtenaar van de politie zwaar. Het recht op correctie van artikel 28, eerste lid, van de Wpg is niet bedoeld om indrukken, meningen en conclusies, waarmee [appellant] zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover het verzoek gaat over feiten, dient [appellant] aannemelijk te maken dat deze feiten onjuist zijn. Dat heeft hij volgens de rechtbank niet gedaan. Daar komt bij dat de korpschef niet verplicht was om de beelden van de bodycam te bewaren. Deze beelden worden ingezet als escalatiemiddel en zijn niet bedoeld als bewijs zoals [appellant] heeft bedoeld.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte uit is gegaan van de juistheid van de mutaties in het mutatierapport. Volgens hem zijn er in het mutatierapport feiten opgenomen die niet waar zijn. Dit is volgens hem niet de eerste keer. Zo heeft de rechtbank Amsterdam in een andere zaak van [appellant] zijn beroep gegrond verklaard en geoordeeld dat de politie veel mutaties moet aanpassen. Ook komen in de media regelmatig verhalen voor waarin blijkt dat de op ambtseed opgestelde mutaties niet kloppen. Verder voert hij aan dat bij het opstellen van het rapport gebruik gemaakt had moeten worden van de beelden van de bodycam. Deze beelden zijn ten onrechte gewist.
Beoordeling
4.       Artikel 28, eerste lid, van de Wpg luidt: "De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen. […]".
5.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3002, is het in artikel 28, eerste lid, van de Wpg neergelegde correctierecht niet bedoeld om indrukken, meningen en conclusies waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover verzoeken betrekking hebben op feitelijke gegevens, is het aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat deze gegevens onjuist zijn.
6.       De korpschef heeft zich in beroep en hoger beroep op het standpunt gesteld dat in de door [appellant] bedoelde drie passages in het mutatierapport sprake is van professionele indrukken, meningen of conclusies en dat deze niet gewijzigd kunnen worden. De korpschef is daarom ook niet ingegaan op het betoog van [appellant] dat het om onjuiste feitelijke gegevens gaat en heeft hem niet daadwerkelijk in de gelegenheid gesteld de onjuistheid aannemelijk te maken De Afdeling heeft met toestemming van de partijen de ongelakte versie het mutatierapport bestudeerd.
Gezien de bewoordingen is de Afdeling van oordeel dat er in de drie betreffende passages van het mutatierapport niet alleen professionele indrukken, meningen of conclusies zijn opgenomen, maar ook feitelijke gegevens zijn weergegeven. In deze passages zijn namelijk woordenwisselingen, het gedrag van [appellant] en het effect daarvan op omstanders, en zijn uitlatingen feitelijk geformuleerd.
[appellant] betwist dat deze feitelijke gegevens hebben plaatsgevonden. Het is daarom aan hem om aannemelijk maken dat deze onjuist zijn. Voordat de korpschef een nieuw besluit neemt, moet hij [appellant] daartoe alsnog in de gelegenheid stellen.
Het betoog slaagt.
7.       Ten aanzien van de beelden van de bodycam oordeelt de Afdeling dat de korpschef daar geen gebruik van hoeft te maken om aan te tonen dat hetgeen in het mutatierapport is opgenomen, juist is. Zoals hierboven vermeld, is het namelijk aan [appellant] om aannemelijk te maken dat er onjuistheden in het mutatierapport staan. In het besluit van 16 september 2019 en bij de rechtbank heeft de korpschef te kennen gegeven geen gebruik te hebben gemaakt van de beelden van de bodycam bij het opstellen van het mutatierapport. Bovendien zijn de beelden al gewist.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd voor zover het zaaknummer AMS 19/5575 over het beroep op grond van de Wpg betreft. Doende hetgeen de rechtbank zou moeten doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 18 juni 2021 gegrond verklaren. De korpschef moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling ook aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld. De korpschef moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep van [appellant] gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juni 2021 in zaak nrs. 19/5575 en 20/456 voor zover het zaaknummer 19/5575 betreft;
III.      verklaart het tegen het besluit van 16 september 2019, kenmerk 2019-0060357, ingestelde beroep gegrond;
IV.      vernietigt dat besluit;
V.       draagt de korpschef van politie op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VI.      bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII.     veroordeelt de korpschef van politie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 30,19;
VIII.    gelast dat de korpschef van politie aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 270,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024
317-990