ECLI:NL:RBZWB:2024:8928
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag BPM en de toepassing van afschrijvingsmethoden
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 7.255, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 20 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, mr. S.M. Bothof, en de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag onterecht was en vermindert deze tot € 4.532. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de afschrijvingsmethode niet correct heeft toegepast en dat de schadeverleden niet in aanmerking kan worden genomen bij de vaststelling van de handelsinkoopwaarde. De rechtbank stelt de handelsinkoopwaarde vast op € 14.359, gebaseerd op een koerslijst van Xray, en de historische nieuwprijs op € 101.616.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, waardoor belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 500. De proceskosten worden vergoed tot een bedrag van € 2.998. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.