ECLI:NL:RBZWB:2024:8354

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
BRE 24/1750 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstandsuitkering en beoordeling van dringende redenen in het bestuursrecht

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.A. Remport Urban, en het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 4 januari 2024, waarin de Bevelanden heeft besloten tot terugvordering van een te veel uitbetaalde bijstandsuitkering van € 11.572,11 bruto over de periode van 1 november 2017 tot en met 30 september 2022. De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Bevelanden en een tolk in de Franse taal.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de Bevelanden heeft besloten om af te zien van brutering van het terugvorderingsbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terugvordering nu € 7.297,22 netto bedraagt. Eiseres had sinds 1 augustus 2017 recht op bijstandsuitkering, maar de Bevelanden heeft teruggevorderd op basis van een nabetaling van een invaliditeitsuitkering die eiseres heeft ontvangen. Eiseres voerde aan dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, omdat zij de invaliditeitsuitkering had aangewend voor de aankoop van een auto, wat haar in staat stelde om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.

De rechtbank oordeelde echter dat de Bevelanden zich op het standpunt kon stellen dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank benadrukte dat eiseres zelf de situatie had gecreëerd door de auto aan te schaffen zonder overleg met de Bevelanden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de financiële gevolgen van de terugvordering zich pas voordoen bij de invordering, en dat eiseres bescherming geniet onder de regels van de beslagvrije voet. De rechtbank heeft de Bevelanden veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1750 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.A. Remport Urban),
en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (de Bevelanden), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 januari 2024 (bestreden besluit).
De Bevelanden heeft gereageerd op het beroep met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en namens de Bevelanden [naam 1] en [naam 2] . Voor eiseres is ook verschenen als tolk in de taal Frans [tolk] , tolknummer [nummer] .

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Bevelanden waarbij de terugvordering van het te veel aan uitbetaalde bijstand (€ 11.572,11 bruto) van eiseres over de periode van 1 november 2017 tot en met 30 september 2022, is gehandhaafd. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. Eiseres ontvangt sinds 1 augustus 2017 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande.
Bij brief van 3 augustus 2022 informeert het [bedrijf] eiseres dat zij over de periode van 1 november 2017 tot en met 30 juni 2022 een nabetaling aan invaliditeitsuitkering ontvangt van € 13.462,78 en vanaf juli 2022 maandelijks een bedrag van € 249,31.
Bij e-mail van 15 augustus 2022 informeert eiseres de Bevelanden over de ontvangst van de invaliditeitsuitkering.
Met het besluit van 6 juli 2023 (primair besluit) is door de Bevelanden het te veel aan uitbetaalde bijstand (€ 11.572,11 bruto) van eiseres over de periode van 1 november 2017 tot en met 30 september 2022 teruggevorderd, omdat zij over achteraf ontvangen middelen beschikt in de vorm van een nabetaling van een invaliditeitsuitkering.
Eiseres heeft op 9 augustus 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3. De Bevelanden heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat zij op goede gronden het te veel aan uitbetaalde bijstand (€ 11.572,11 bruto) over de periode van
1 november 2017 tot en met 30 september 2022 van eiseres hebben teruggevorderd, omdat eiseres achteraf over in aanmerking te nemen middelen beschikt in de vorm van een nabetaling van een invaliditeitsuitkering. In dat geval kan de Bevelanden gebruikmaken van de bevoegdheid tot terugvordering op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, onder 1, van de Participatiewet. Conform de beleidsregels [1] wordt gebruikgemaakt van de bevoegdheid tot terugvordering. Ook is geen sprake van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Ten slotte ziet de Bevelanden geen reden om de hardheidsclausule toe te passen.
Beroepsgronden
4. Eiseres is van mening dat de Bevelanden ten onrechte tot terugvordering van haar recht op bijstand is overgegaan. Er is sprake van zeer dringende redenen om van terugvordering af te zien. Eiseres heeft de Franse invaliditeitsuitkering moeten aanwenden voor de aankoop van een auto. Zonder auto kan zij vanwege haar beperkingen (t.g.v. een ernstig motorongeluk) niet of nauwelijks deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Ook was eiseres in de veronderstelling dat zij de uitkering heeft ontvangen vanwege haar letsel en dat zij deze kon aanwenden voor het behelpen van haar beperkingen. Eiseres meent dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 27 juni 2023 [2] . Ten slotte doet eiseres een beroep op de hardheidsclausule, omdat haar situatie zo schrijnend is dat niet kan worden verwacht dat zij de verleende bijstand terugbetaalt.
Oordeel van de rechtbank
5.1
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de Bevelanden op goede gronden het te veel aan uitbetaalde bijstand (€ 11.572,11 bruto) van eiseres over de periode van 1 november 2017 tot en met 30 september 2022 heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.2
Terugvordering van bijstand met toepassing van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, onder 1, van de Participatiewet is mogelijk, indien de betrokkene op een eerder tijdstip in de periode waarover bijstand is verleend (aanspraak op) bepaalde middelen had, maar daarover op dat moment feitelijk nog niet (volledig) kon beschikken. Zodra de betrokkene wel over die middelen kan beschikken, kan de bijstandverlenende instantie de bijstand terugvorderen. Dit hangt samen met het aanvullende karakter van de bijstand.
5.3
Niet in geschil is dat eiseres vanaf november 2017 recht had op een invaliditeitsuitkering. Eiseres heeft in augustus 2022 feitelijk de beschikking gekregen over een bedrag van € 13.712,09 als haar invaliditeitsuitkering over de jaren 2017 tot en met 2022 wordt uitbetaald, zodat vanaf dat moment sprake is van in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, onder 1, van de Participatiewet met betrekking tot een periode waarover bijstand is verleend.
Dringende redenen
6.1
In een recente uitspraak heeft de CRvB de uitleg van dringende redenen in het kader van de Wajong verruimd. [3] De rechtbank ziet aanleiding om hier ook in het kader van de Participatiewet bij aan te sluiten. Uit de uitspraak van de CRvB volgt dat het begrip dringende redenen ruimer uitgelegd dient te worden dan voorheen. Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moet niet alleen rekening worden gehouden met de gevolgen van de terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. Alle relevante feiten en omstandigheden zijn van belang. Belangrijke onderdelen die worden meegewogen zijn het eigen aandeel van het bestuursorgaan in de redenen voor terugvordering, het aandeel van de belanghebbende in de ontstane situatie, en de gevolgen die de terugvordering voor de belanghebbende hebben. De CRvB blijft als uitgangspunt hanteren dat in het algemeen de financiële gevolgen van de terugvordering zich pas voordoen bij de invordering of verrekening. Dan geldt de bescherming van de beslagvrije voet.
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Bevelanden zich op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een dringende reden om van terugvordering af te zien. Van een nalatigheid van de Bevelanden is niet gebleken. De terugvordering is gebaseerd op het feit dat eiseres, achteraf bezien, over middelen beschikt vanwege een invaliditeitsuitkering. Dat eiseres de invaliditeitsuitkering heeft aangewend voor de aanschaf van een auto, levert geen dringende reden op. Ten aanzien van de in acht te nemen gevolgen, gaat het om de gevolgen van het terugvorderingsbesluit. Niet aannemelijk is gemaakt dat het terugvorderingsbesluit als zodanig ernstige medische, sociale of psychische gevolgen heeft waardoor eiseres in een onaanvaardbare situatie is terechtgekomen. [4] Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat de terugvordering niet voorzienbaar was, omdat zij onvoldoende verstand heeft van het Nederlands recht en de Nederlandse taal onvoldoende machtig is. De Bevelanden heeft daartegenover gesteld dat de terugvordering wel voorzienbaar was en dat eiseres op de hoogte was van de terugvordering toen zij de auto aankocht. Het voorgaande levert naar het oordeel van de rechtbank geen dringende reden op in de zin van artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet. Hierbij merkt de rechtbank op dat eiseres de voor haar negatieve situatie zelf heeft gecreëerd door de auto te kopen zonder eerst in overleg te gaan met de Bevelanden.
6.3
Verder heeft eiseres ter zitting nog aangevoerd dat zij door de terugvordering niet meer de middelen heeft om bijvoorbeeld een bosje bloemen te kopen voor haar begeleider. Ook dit levert naar het oordeel van de rechtbank geen dringende reden op om van terugvordering af te zien. De financiële gevolgen van een besluit tot terugvordering doen zich in het algemeen pas voor als daadwerkelijk wordt overgegaan tot invordering. In dat kader heeft eiseres als schuldenaar bescherming van de regels over de beslagvrije voet als neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. [5] De Bevelanden dient te beoordelen of eiseres met inachtneming van die regels in staat is om maandelijks een bedrag terug te betalen.
6.4
Bij de motivering van het bestreden besluit heeft de Bevelanden aangegeven dat conform artikel 2, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Beleidsregels volledig gebruik wordt gemaakt van de terugvorderingsbevoegdheid uit artikel 58 van de Participatiewet. Nu eiseres dringende redenen niet aannemelijk heeft gemaakt, doet toepassing van het beleid niet af aan de terugvordering.
Hardheidsclausule
7. De rechtbank is evenmin gebleken van onbillijkheden van overwegende aard als bedoeld in artikel 27 van de Beleidsregels, die aanleiding zou kunnen geven tot toepassing van de hardheidsclausule.
Brutering
8. Met het bestreden besluit heeft de Bevelanden het te veel aan uitbetaalde bijstand
(€ 11.572,11) bruto van eiseres teruggevorderd. Ter zitting heeft de Bevelanden medegedeeld dat zij afzien van brutering van het terugvorderingsbedrag. Het terugvorderingsbedrag wordt daarmee (gewijzigd) vastgesteld op € 7.297,22 netto. Hierbij merkt de rechtbank op dat de hoogte van het (nieuwe) terugvorderingsbedrag tussen partijen verder niet in geschil is.

Conclusie en gevolgen

9.1
Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond, omdat de Bevelanden in beroep heeft besloten om af te zien van brutering van het terugvorderingsbedrag. Nu de Bevelanden (daarmee) terugkomt van haar eerdere besluiten, vernietigt de rechtbank het bestreden besluit voor zover het betreft de brutering. De rechtbank herroept wat dat betreft het primaire besluit en bepaalt dat de terugvordering € 7.297,22 netto bedraagt.
9.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de Bevelanden aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De rechtbank veroordeelt de Bevelanden verder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. [6] Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de hoogte van het terugvorderingsbedrag;
  • herroept het primaire besluit in zoverre en bepaalt dat de terugvordering wordt vastgesteld op € 7.297,22 netto;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt de Bevelanden op om het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de Bevelanden in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 6 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in staat om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:72, eerste, tweede en derde lid, aanhef en onder b,
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2 De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3 De bestuursrechter kan bepalen dat:
(..)
b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
Participatiewet
Artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, onder 1
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 beschikt of kan beschikken.
Artikel 58, achtste lid
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Beleidsregels Terug- en invordering, verhaal en krediethypotheek GR De Bevelanden
Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder 2 | Algemene bepaling met betrekking tot de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering, verrekening, brutering, vestiging krediethypotheek en verhaal.
1. Het dagelijks bestuur maakt gebruik van in de Participatiewet, Bbz 2004, de IOAW en IOAZ toekomende bevoegdheid tot:
2. tot terugvordering zoals deze haar op grond van artikel 58, tweede lid en artikel 59 van de Participatiewet evenals artikel 25, tweede lid en artikel 26 van de IOAW en IOAZ toekomt (…)
Artikel 27 | Hardheidsclausule
Het Dagelijks bestuur kan in de gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, dan wel in gevallen waarin toepassing van deze beleidsregels leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de belanghebbende, besluiten om op individuele gronden van deze beleidsregels af te wijken.

Voetnoten

1.Beleidsregels Terug- en invordering, verhaal en krediethypotheek GR De Bevelanden (hierna: de Beleidsregels).
3.Uitspraak van de CRvB van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726.
4.Vergelijk de uitspraken van de CRvB van 23 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1058 en van
5.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 17 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3562.
6.In bezwaar heeft eiseres niet om een proceskostenvergoeding verzocht.