Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het rijden op een voetpad op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 9 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat zij in een onduidelijke verkeerssituatie was beland door werkzaamheden in het centrum van Tilburg, waardoor zij niet op de hoogte was van de verkeersregels op dat moment. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gedeeltelijk gegrond was. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd, omdat de redelijke termijn van berechting was overschreden. Uiteindelijk is de boete vastgesteld op € 84,38, met een terugbetaling van € 65,62 aan betrokkene voor de te veel betaalde zekerheidstelling. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke verkeerssituaties en de naleving van hoorplichten in administratieve procedures.