7.1.Tevens beroept eiseres zich op de rapportage van verzekeringsarts [naam 6] en arbeidsdeskundige [naam 7] (van [naam instituut] ), die een contra-expertise hebben uitgevoerd. Verzekeringsarts [naam 6] heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien op een spreekuur en daarbij een psychisch onderzoek verricht. Hij rapporteert dat bij eiseres sprake is van ziekte met beperkingen op haar 18e jaar en waarmee zij daarvoor al uitviel tijdens scholing. Zij is aangewezen op dagbesteding, intensieve ambulante begeleiding en behandeling. In oktober 2020 volgt een Wlz-indicatie voor onbepaalde tijd, inhoudende een noodzaak tot intensieve persoonlijke begeleiding en 24/7 toezicht, GGZ wonen en zinvolle dagbesteding. Dit is volgens [naam 6] vergelijkbaar met opname in een Wlz- gefinancierde instelling als gevolg van een ernstige psychiatrische aandoening en ontwikkelingsstoornis. Eiseres zal aangewezen blijven op dagbesteding vanuit een Wlz-indicatie, intensieve persoonlijke begeleiding en heeft een aanmerkelijk vertraagd handelingstempo. Daarbij komt dat sprake is van een stationair ziektebeeld waarbij recidiverend/periodiek sprake is van terugval/verslechtering. Dit is al sinds haar jeugd en van de behandeling is geen verbetering te verwachten. Op medische grond is sprake van duurzaam geen arbeidsvermogen. Gezien deze conclusie ziet arbeidsdeskundige [naam 7] geen aanleiding tot aanvulling.
8. De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van eisers beroepsgronden en de ingebrachte rapportage van de contra-expertise aanvullend gerapporteerd. Het onderzoeksrapport waar in beroep op is gewezen betreft algemene informatie over duurzame plaatsingen bij mensen met ASS. Het onderzoeksrapport ziet niet op de individuele situatie van eiseres en kan daarom niet dienen als onderbouwing voor het standpunt dat ontwikkeling van haar basale werknemersvaardigen is uitgesloten. Tevens weerspreekt zij de contra-expertise, dat sprake zou zijn van ‘geen benutbare mogelijkheden’. De Wlz-indicatie wordt ingezet als een pgb, en dus niet in een opnamesituatie. De benodigde begeleiding is geen reden om duurzaamheid van geen arbeidsvermogen aan te nemen. Het vertraagde handelingstempo is niet aannemelijk, omdat dit zich niet verhoudt tot het behaalde rijbewijs. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om af te wijken van het eerder door het UWV ingenomen standpunt.
9. De deskundige heeft eiseres gezien en het dossier bestudeerd. De deskundige heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet in staat is om 1 uur onafgebroken achter elkaar een taak uit te voeren. Na 30-45 minuten verslapt haar aandachtsspanne en is er noodzaak tot ontspanning. Dit is af te leiden uit de beschrijving van de dagbesteding. Bij eigen waarneming verslapte de aandacht na 20 minuten. Verder is de deskundige van oordeel dat eiseres ook niet in staat is om 4 uur op een werkdag werkzaamheden uit te voeren. Uit de dagbesteding is gebleken dat 3,5 uur per dag aanwezig zijn met meerdere langere pauzes en 3-4 dagen per week het maximaal haalbare is. De rest van de dag heeft zij nodig voor rust en herstel. Deze bevindingen zijn volgens de deskundige verklaarbaar vanuit de ASS en een recidiverende depressieve stoornis. Ook beschikt eiseres niet over basale werknemersvaardigheden en gaat zij dit volgens de deskundige niet meer ontwikkelen. De ontwikkelingsstoornis is een zo zijn. Er wordt geen vooruitgang geboekt die beklijft en er is een punt bereikt waarin vooral ingezet wordt op stabilisatie. De deskundige is van oordeel dat er geen mogelijkheden zijn om tot verbetering van de belastbaarheid, ontwikkeling en bekwaamheden te komen.
Wat vinden eiseres en UWV van het advies?
10. Eiseres kan zich vinden in het advies van de deskundige.
De verzekeringsarts b&b heeft opgemerkt dat de deskundige zich niet heeft uitgelaten over de vraag of eiseres wel 2 uur per dag belastbaar is. Ook stelt de verzekeringsarts b&b dat eiseres tijdens de hoorzitting wel in staat was 1 uur de aandacht vast te houden. Uit de stukken blijkt niet dat eiseres binnen een uur substantiële onderbrekingen van haar taken heeft en teruggeleid moet worden. Onvoldoende is ingegaan op de daadwerkelijk door eiseres gemaakte stapjes in het vrijwilligerswerk, het leervermogen en latere rijping van een adolescent met ASS, en de mogelijkheden op medicatiegebied voor de recidiverende depressieve stoornis.
11. De rechtbank stelt vast dat de te beoordelen datum in dit geding de 18e verjaardag van eiseres is ( [datum] 2020).
Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft.
Het UWV moet daarom eerst beoordelen of eiseres voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:
- eiseres kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
- eiseres beschikt niet over basale werknemersvaardigheden
- eiseres kan niet een uur aangesloten werken
- eiseres is niet tenminste vier uur per dag belastbaar (dan wel twee uur per dag belastbaar en in staat het minimumloon te verdienen).
Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan dan ontbreekt arbeidsvermogen. Vervolgens moet het UWV dan beoordelen of deze situatie duurzaam is.
Bij de beoordeling maakt het UWV gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld.
Voldoet eiseres aan de voorwaarden voor recht op een Wajong-uitkering?
12. Aan het primaire besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres op [datum] 2020 geen mogelijkheden tot arbeidsvermogen had omdat zij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, maar dat deze situatie niet duurzaam is. In het bestreden besluit is het UWV bij dit standpunt gebleven.
Is het niet beschikken over basale werknemersvaardigheden duurzaam?