ECLI:NL:CRVB:2021:1634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen in het kader van de Wajong
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen van appellant, geboren in 1999, die een aanvraag voor een Wajong-uitkering heeft ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant op het moment van beoordeling geen arbeidsvermogen had, maar deze situatie niet duurzaam zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusies van de ingeschakelde deskundige, revalidatiearts R.C.J. Zondervan, heeft gevolgd. De deskundige concludeerde dat er behandelmogelijkheden zijn die de belastbaarheid van appellant kunnen verbeteren, ondanks zijn beperkingen aan de rechterarm en verstandelijke beperking.
Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat de deskundige geen behandelbare opties meer ziet en dat de prognose slecht is. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor behandeling die de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van appellant kunnen verbeteren. De Raad heeft vastgesteld dat de deskundige en de verzekeringsarts bezwaar en beroep mogelijkheden voor behandeling hebben benoemd, waardoor het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is te achten.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. Het hoger beroep van appellant is afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. De uitspraak is gedaan op 7 juli 2021 door de Centrale Raad van Beroep, enkelvoudige kamer.