ECLI:NL:CRVB:2021:3021
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing Wajong-aanvraag wegens tijdelijk gebrek aan arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een Wajong-aanvraag. Appellante, geboren in 2001, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) vanwege hyperacusis, waardoor zij niet in staat was om naar school te gaan of te werken. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag afgewezen, omdat appellante op dat moment geen arbeidsvermogen had, maar deze situatie niet duurzaam was. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is, gesteund door informatie van haar jeugdconsulente en begeleidster. De Raad oordeelde echter dat de informatie niet voldoende was om aan te tonen dat er geen behandelmogelijkheden meer voorhanden zijn. De verzekeringsarts had vastgesteld dat de hyperacusis van appellante een psychogene oorzaak had en dat er behandelingen mogelijk waren die haar situatie konden verbeteren. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische gegevens waren die het standpunt van appellante onderbouwden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat appellante niet ten minste vier uur per dag belastbaar was, maar dat deze situatie niet duurzaam was. De Raad wees erop dat appellante de mogelijkheid heeft om een nieuwe aanvraag in te dienen als zij van mening is dat aan de voorwaarden voor duurzaamheid is voldaan. De uitspraak werd gedaan door E.J.J.M. Weyers, met D.S. Barthel als griffier.