In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 4.462, welke door de rechtbank werd beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar tot een te hoog bedrag. De rechtbank stelt de historische nieuwprijs van de auto vast op € 173.104 en de handelsinkoopwaarde op € 28.120, wat leidt tot een verschuldigde BPM van € 8.311. Na aftrek van reeds betaald bedrag en extra leeftijdskorting, wordt de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.508. Daarnaast wordt de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en kent belanghebbende een vergoeding van proceskosten toe van € 2.998.