In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 oktober 2024, wordt het beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de naheffingsaanslag afvalstoffenbelasting behandeld. De naheffingsaanslag, opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst, betreft een bedrag van € 6.963.648 over het tijdvak oktober 2014. De rechtbank oordeelt dat de aanslag onterecht is opgelegd, omdat deze betrekking heeft op een onjuist tijdvak. De inspecteur had de belasting moeten heffen over het tweede en derde kwartaal van 2014, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een duidelijke, voor belanghebbende kenbare vergissing, zoals de inspecteur had betoogd. Hierdoor wordt de naheffingsaanslag vernietigd.
Daarnaast heeft de rechtbank ook de belastingrentebeschikking vernietigd, omdat deze samenhangt met de onterecht opgelegde naheffingsaanslag. De rechtbank kent belanghebbende een proceskostenvergoeding toe van € 12.998, inclusief een extra vergoeding van € 10.000 vanwege de onzorgvuldigheid van de inspecteur in de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van correcte tijdvakken bij belastingheffingen en de rechten van belastingplichtigen in bezwaar- en beroepsprocedures.