7.2.Naar het oordeel van de rechtbank is de inbreuk op het recht op respect voor het privéleven in overeenstemming met het bepaalde in het tweede lid van artikel 8 van het EVRM. De wettelijke grondslag voor het verrichten van de waarnemingen is gelegen in artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet. De aanleiding tot het verrichten van waarnemingen was een concrete anonieme melding en de waarnemingen dienden een gerechtvaardigde doel, namelijk het tegengaan van misbruik van sociale uitkeringen.
Naar het oordeel van de rechtbank vormden de waarnemingen een beperkte en aanvaardbare inbreuk op het recht op respect voor het privéleven van eiser. De gemaakte inbreuk is proportioneel met het te dienen doel. Met de waarnemingen kon niet een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van eiser worden verkregen. De waarnemingen hebben plaatsgevonden vanaf de openbare weg, over een beperkte periode en voor een betrekkelijk korte duur. In een periode van ongeveer twaalf weken hebben er namelijk op achttien dagen waarnemingen plaatsgevonden, maar deze vonden plaats vanaf de openbare weg. De waarnemingen bij de woning van eiser hadden enkel tot doel vast te stellen of zijn auto daar geparkeerd stond. Als dat het geval was, werd – zo begrijpt de rechtbank – aangenomen dat eiser thuis was en reed de betreffende waarnemer niet door naar [bedrijf] in [plaats 2] . De waarnemingen zagen verder niet op de handelingen van eiser in en/of rondom zijn woning. De waarnemingen in [plaats 2] hadden tot doel om vast te stellen of eiser aanwezig was bij [bedrijf] en welke werkzaamheden hij daar verrichtte. Bij de waarnemingen is alleen gebruik gemaakt van een fototoestel. De daarmee gemaakte foto’s betreffen grotendeels slechts foto’s van eisers auto. Dat er eenmalig een waarnemer de horecazaak is binnengegaan (op 18 juli 2022), is naar het oordeel van de rechtbank evenmin disproportioneel. Het betreft niet de woning van eiser, maar een voor het publiek toegankelijk lokaal waar eiser aan het werk was. De waarnemer heeft daarbij niet anders gehandeld dan een normale klant.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het college terecht heeft overwogen dat niet eerst met andere onderzoeksmiddelen kon worden volstaan. Tijdens het gesprek op
3 oktober 2022 heeft eiser tegenover de toezichthouder aanvankelijk ontkend dat hij werkzaamheden verrichtte. Pas nadat hem was verteld dat er waarnemingen waren verricht bij het adres waar hij werkzaamheden zou verrichten, heeft eiser verklaard dat hij meestal in het weekend en aan het eind van de maand in de horecazaak is. Uit de waarnemingen blijkt echter dat eiser ook toen niet volledig naar waarheid verklaarde. Immers, ook op meerdere doordeweekse dagen en op dagen in het begin en midden van de maand is waargenomen dat eiser werkzaamheden verrichtte. Bovendien waren de waarnemingen waarschijnlijk niet meer zinvol geweest als er eerst bankafschriften waren opgevraagd en/of er eerst een gesprek met eiser had plaatsgevonden. Dat blijkt ook wel uit de opmerking van eiser tijdens het gesprek dat hij zijn broer niet meer zal gaan helpen, omdat de toezichthouder heeft gezegd dat dat niet mag. Uit bankafschriften is in dit geval verder de feitelijke situatie niet af te leiden.
Dit betekent dat het college de waarnemingen en eisers verklaringen hierover aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.
Subsidiaire beroepsgronden
8. Blijkens het gespreksverslag van 3 oktober 2022 heeft eiser het volgende verklaard over het al dan niet verrichten van werkzaamheden:
‘
V: Verricht u werkzaamheden? Op uw inkomstenverklaring geeft u aan niet werkzaam te zijn.
A: Nee, ik verricht geen werkzaamheden. Alleen dat ik af en toe reclame maak op mijn Social media, zoals ik ook voor deze behandeling heb gedaan.
V: Wij hebben een anonieme melding ontvangen dat u werkzaamheden zou verrichten naast uw uitkering. Wat kunt u daarop zeggen?
A: Als ik werkzaamheden zou verrichten zou ik in een betere situatie dan waar ik nu in zou zitten.
V: Wij vragen u nogmaals: verricht u werkzaamheden? Zo ja, vanaf wanneer en hoe veel/vaak?
A: Nee, ik verricht geen werkzaamheden.
V: Wij hebben waarnemingen verricht bij het adres waar u werkzaamheden zou verrichten, wat denkt u dat wij gezien hebben?
A: Ik werk niet. Ik denk dat jullie mij hebben kunnen zien bij de zaak van mijn broer dat is in [plaats 3] . Ik maak hier eten voor mezelf. Ik eet hier ook regelmatig. Mijn broer heeft de zaak met drie compagnons en geeft aan dat hij mij iets kan bieden van werk als hij geen compagnons meer heeft. Ik heb ook geen zin om daar te gaan staan. Ik ben bang dat als ik dat weiger dat ik dan niks meer heb en dat hij me laat vallen.
V: Hoe vaak ben je in de zaak?
A: Dat weet ik niet dat is meestal in het weekend. Ik kan hier ook eten en dat kost me dan niks. Het is vaak als ik geen geld meer heb dat ik hem dan ga helpen. Dit is vaak aan het eind van de maand. Ik neem hier dan ook wel is frisdrank vanuit de zaak mee naar huis.
V: Hoe lang help je je broer al in de zaak?
A: Vanaf januari 2022.
V: U dient aan ons aan te geven hoe lang u de werkzaamheden al verricht en hoeveel uren en van hoe laat tot hoe laat, kunt u ons dat nu aangeven? Zo nee, heeft het nut om dit nog op te vragen middels brief?
A: Nee, dat zou ik niet kunnen. Ik ga nog steeds daar naar toe als ik eten nodig heb. Ik maak daar dan ook misbruik van. Als mijn broer belt om te komen helpen in de zaak dan doe ik dat niet, omdat jullie mij nu vertellen dat ik dat niet mag. Als hij me vorige week had gebeld om te komen helpen in de zaak dan had ik dat wel gedaan.
V: Zou u kunnen aantonen hoe lang je werkzaamheden verricht en hoeveel uren en van hoe laat tot hoe laat?
A: Ik zou dat niet kunnen aantonen. Ik houdt dat niet bij. Ik weet niet wanneer ik daar ben geweest en ik ben daar soms 6 uur en soms 3 uur of soms 4 uur. Het heeft geen nut om een brief te sturen.’