ECLI:NL:RBZWB:2024:6618
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de Tozo-uitkering wegens hogere inkomsten uit verhuur dan de bijstandsnorm
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Eiser had een Tozo-uitkering aangevraagd voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 en van 1 december 2020 tot en met 31 maart 2021. Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers heeft deze uitkering ingetrokken, omdat uit bankafschriften bleek dat eiser structurele inkomsten had uit verhuur van woningen, die hoger waren dan de bijstandsnorm. Eiser heeft in zijn aanvragen aangegeven dat zijn inkomen onder het sociaal minimum lag, maar de rechtbank oordeelt dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van deze inkomsten.
De rechtbank stelt vast dat de Tozo-regeling, die bedoeld is voor zelfstandigen die financieel zijn getroffen door de coronacrisis, geen uitzondering maakt voor inkomsten uit verhuur van panden in privé-eigendom. De rechtbank concludeert dat Baanbrekers terecht de huuropbrengsten heeft aangemerkt als inkomen en dat eiser geen recht heeft op de Tozo-uitkering, omdat zijn totale inkomen boven de bijstandsnorm ligt. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst erop dat hij geen recht heeft op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 oktober 2024.