In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2024, wordt het beroep van een Malteze Ltd. tegen een informatiebeschikking van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, wat leidt tot een schending van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt de informatiebeschikking voor zover deze betrekking heeft op de verplichtingen van artikel 52 van de AWR, omdat niet vaststaat dat de belanghebbende in Nederland belastingplichtig is. De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven voor de vennootschapsbelasting over de jaren 2004 tot en met 2014, maar dat de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast niet van toepassing is. De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 10.000 aan proceskosten aan de belanghebbende, bovenop de reguliere proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van alle relevante stukken door de inspecteur en de rechten van buitenlandse rechtspersonen in belastingzaken.