Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Gewijzigde inleverdatum aangifte 2015 ivm inkorten Uitstel’. In deze brief staat onder meer, voor zover van belang, vermeld:
rechtbank: [B.V.]] blijkens de (…) vastgestelde feiten zelfstandig schade heeft geleden en dat daarmee vaststaat dat belanghebbende een vordering in de vorm van een schadevergoeding had op de failliete boedel van het bouwbedrijf. De ontvangen schadevergoeding is een belastbare bate en dient bij belanghebbende in de heffing van vennootschapsbelasting te worden betrokken. Belanghebbendes stelling dat de vordering op het bouwbedrijf is overgedragen aan [belanghebbende] en – naar het Hof begrijpt – vervolgens is afgewaardeerd tot € 1, faalt. [belanghebbende] heeft ter zitting bevestigd dat het bouwbedrijf daadwerkelijk een bedrag van € 692.062 heeft betaald op zijn bankrekening. De vordering is derhalve daadwerkelijk voldaan. Zelfs als zou vaststaan dat de vordering van belanghebbende voor een bedrag van € 1 aan [belanghebbende] is overgedragen, hetgeen niet aannemelijk is, dan nog is afwaardering van de vordering tot € 1 niet aan de orde gelet op de door belanghebbende en [belanghebbende] gestelde afspraak dat afwaardering slechts aan de orde is in geval [belanghebbende] niet zal kunnen beschikken over het bedrag van de aan belanghebbende toekomende schadevergoeding.”
- Gebruikelijk loon € 44.000
- Afkoop pensioen € 317.851
- Resultaat uit overige werkzaamheid € 692.062
Overwegingen
“belastingplichtige ontving ivm deze aanslag slechts de mededeling van 18 januari 2023, zijnde de acceptgiro waarmee de belastingdienst belanghebbende dwingt tot betaling van een bedrag groot € 877.200,00 ogv de daarin genoemde aanslag.”.Overigens acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat belanghebbende in korte tijd meerdere, juist geadresseerde, documenten, niet zou hebben ontvangen.
“De wrakingskamer merkt tot slot op dat een deel van de problemen bij de behandeling van de wrakingsverzoeken voortkomt uit het feit dat verzoekers zich onbereikbaar houden voor de wrakingskamer.”
-/- € 136.979 +/+ € 561.109 -/- € 88.577 -/- € 70.862 = € 264.691. Gesteld noch gebleken is dat in de toekomst winsten te verwachten zijn. Dat betekent dat de uitdeling beperkt blijft tot een bedrag van € 264.691.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de aanslag en de belastingrentebeschikking;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 186.277, naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 132.345 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.826 en vermindert de belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- handhaaft de revisierentebeschikking;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.