ECLI:NL:RBZWB:2024:6202
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kostenvergoeding voor de bezwaarfase tegen de aanslag erfbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 september 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de forfaitaire kostenvergoeding voor de bezwaarfase tegen de aanslag erfbelasting beoordeeld. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een integrale kostenvergoeding, omdat hij de door hem gestelde kosten niet aannemelijk heeft gemaakt. De inspecteur had eerder een aanslag erfbelasting opgelegd, waarbij belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de vragen die de inspecteur stelde gerechtvaardigd waren, gezien de onduidelijkheden over de nalatenschap. De rechtbank constateert wel een schending van artikel 8:42 van de Awb, omdat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Desondanks leidt dit niet tot een integrale kostenvergoeding voor belanghebbende. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een vergoeding van het griffierecht en de proceskosten toe aan belanghebbende, die door de inspecteur moeten worden betaald.