In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van 29 november 2023. In die uitspraak werd de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twee weken te beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu dat verweerder deze beslissing niet heeft genomen, wat aanleiding geeft tot het indienen van een nieuw beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank legt verweerder de verplichting op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen. De rechtbank wijst erop dat in gevallen waarin een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de dwangsom wordt vastgesteld op € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres verzoekt om vaststelling van de rechterlijke dwangsom, maar de rechtbank stelt vast dat zij onbevoegd is om hierover te oordelen, en dat eiseres zich hiervoor tot de burgerlijke rechter moet wenden.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres moet betalen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.