ECLI:NL:RBZWB:2024:5456
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van aanslagen watersysteemheffing door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslagen watersysteemheffing voor het jaar 2023 beoordeeld. De belanghebbende, eigenaar van een woning in [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen watersysteemheffing gebouwd en ingezetenen, die op 31 maart 2023 waren opgelegd. De heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland had het bezwaar op 4 juli 2023 ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 16 juli 2024 werd het beroep behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt of de heffingsambtenaar alle relevante stukken heeft overgelegd en of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende betoogt dat de tarieven voor de watersysteemheffing niet correct zijn vastgesteld en dat de Verordening watersysteemheffing onverbindend moet worden verklaard. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat de aanslagen terecht zijn opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de kosten van de zoetwatervoorziening door het waterschap mogen worden toegerekend aan de watersysteemheffing, en dat er geen strijd is met hogere wetgeving of rechtsbeginselen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de aanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.