In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2024, worden de beroepen van eiseres tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaren, zoals eerder opgelegd door de rechtbank in uitspraken van 11 september 2023 en 17 oktober 2023. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk gegrond zijn en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijnen heeft beslist en verplicht verweerder om dit alsnog te doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. De rechtbank wijst erop dat de beroepen gegrond zijn, wat betekent dat eiseres in het gelijk wordt gesteld. Verweerder moet ook het griffierecht van € 102,- vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres betalen. De rechtbank benadrukt dat de zaken BRE 24/4321 en BRE 24/4322 als één zaak worden behandeld voor de proceskostenvergoeding, omdat ze inhoudelijk samenhangen.