Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats], belanghebbende
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Reikwijdte van het onderzoek
Voorbelasting 2017
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag vpb 2017 naar een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van nihil, en vermindert de bij de aanslag in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
- stelt het verlies over 2017 vast op € 7.421;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 1.500;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van de proceskosten van belanghebbende van € 122,61;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 360 aan belanghebbende moet vergoeden;
- beslist dat, voor zover de immateriële schadevergoeding en/of de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.