ECLI:NL:RBZWB:2024:4958

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
24/2433 WW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WW-uitkering wegens ontbreken gezagsverhouding in zorgovereenkomst tussen familieleden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiseres verleende op basis van een zorgovereenkomst zorg aan haar moeder, maar het UWV heeft haar aanvraag afgewezen omdat er volgens hen geen gezagsverhouding bestond tussen eiseres en haar broer, die als vertegenwoordiger van hun moeder optrad. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 juli 2024, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en het UWV aanwezig waren.

Eiseres heeft van 1 augustus 2021 tot en met 19 juni 2023 zorg verleend aan haar moeder, maar het UWV concludeerde dat er geen sprake was van een gezagsverhouding, wat essentieel is voor de kwalificatie als werknemer onder de WW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgovereenkomst niet de noodzakelijke elementen bevatte die kenmerkend zijn voor een arbeidsovereenkomst, zoals duidelijke afspraken over werktijden en verantwoordelijkheden. Eiseres betwistte de conclusie van het UWV, maar de rechtbank oordeelde dat de relatie tussen eiseres en haar broer voornamelijk door familiale banden werd beheerst, wat de aanwezigheid van een gezagsverhouding uitsloot.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet als werknemer kan worden aangemerkt en dat zij derhalve geen recht heeft op een WW-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de uitkering te weigeren standhoudt. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2433 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.1.
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 2 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 januari 2024 op het bezwaar van eiseres heeft het UWV de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiseres heeft over de periode van 1 augustus 2021 tot en met 19 juni 2023 op grond van een zorgovereenkomst voor 32 uur per week zorg verleend aan haar moeder,
[naam] . De zorgovereenkomst is gesloten tussen eiseres en haar broer, als vertegenwoordiger van hun moeder.
2.2.
Op 10 juli 2023 heeft eiseres bij het UWV een WW-uitkering aangevraagd.
2.3.
Met het primaire besluit van 2 augustus 2023 heeft het UWV deze aanvraag afgewezen omdat eiseres niet verzekerd is voor de WW. Volgens het UWV kan eiseres niet als werknemer worden beschouwd omdat er geen gezagsverhouding was tussen haar en haar broer.
2.4.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.5.
Met ingang van 1 september 2023 is eiseres weer (andere) werkzaamheden gaan verrichten.
Bestreden besluit
2.6.1.
Met het bestreden besluit van 9 januari 2024 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.6.2.
Het UWV stelt dat als sprake is van een pgb-(zorg)overeenkomst sprake kan zijn van verzekering. Dit is anders als sprake is van een zorgovereenkomst met een partner of eerste- of tweedegraads familielid waarbij sprake is van een overheersende familieband. In dat geval is er geen gezagsverhouding. Hierbij wordt gekeken naar alle feiten en omstandigheden van het geval. Het UWV verwijst naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
7 december 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BU7413).
2.6.3.
Eiseres heeft de zorg voor haar moeder, een eerstegraads familielid. Er is geen sprake van een gezagsverhouding tussen eiseres en haar moeder.
Vanwege de medische situatie van de moeder van eiseres is de broer van eiseres gemachtigd om op te treden als vertegenwoordiger en als zodanig zorgovereenkomsten te sluiten. Er is volgens het UWV echter evenmin een gezagsverhouding tussen eiseres en haar broer.
2.6.4.
Uit de overgelegde Whatsapp-berichten blijkt dat eiseres als zorgverlener overlegt met haar broer en dat er gezamenlijk wordt besloten over de aanpak en zorgbehoeften.
Uit de zorgovereenkomst blijkt dat de volledige verantwoordelijkheid voor de zorg bij eiseres ligt en dat zij de vrijheid heeft om beslissingen te nemen en de zorgaanpak te bepalen. Zo heeft eiseres bijvoorbeeld de vrijheid om activiteiten naar keuze te ondernemen of zorg in te zetten naar de behoefte van het moment. Hierbij is geen sprake van directe aansturing door een derde. Ook de zorg voor een veilige werkomgeving valt onder de verantwoordelijkheid van eiseres. Dit wordt versterkt doordat de moeder van eiseres bij haar in huis woonde.
De medische situatie van de moeder van eiseres heeft een impact op eiseres en haar familie. Het UWV acht het niet aannemelijk dat er sprake was van een strikt zakelijke afstand tussen eiseres en haar broer, maar gaat uit van een overheersende familiaire band. Die band is bevestigd tijdens de hoorzitting.
2.6.5.
Voorts acht het UWV van belang dat uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat er geen verzekering is voor de WW. Er zijn geen premies afgedragen. Hoewel dit niet doorslaggevend is, weegt het UWV dit wel mee.
2.6.6.
Nu er geen gezagsverhouding is tussen eiseres en haar moeder noch tussen eiseres en haar broer kan zij niet als werknemer worden beschouwd. Als gevolg daarvan bestaat geen recht op een WW-uitkering.

Beroep

3.1.
Eiseres betwist dat er geen gezagsverhouding is. Mede doordat haar broer hun moeder formeel en zakelijk vertegenwoordigt is niet de familiaire maar zakelijke band overheersend. Eiseres kon de werkzaamheden niet op eigen houtje vormgeven. Er werd toestemming gevraagd aan haar broer en er waren regelmatig overleggen waarin hij de belangen van hun moeder vertegenwoordigde en aanwijzingen aan eiseres gaf.
3.2.
Eiseres heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat haar moeder haar door haar ziektebeeld niet meer herkende en al lang niet meer haar moeder was. De verzorging van haar moeder moest worden vormgegeven. Dit is eiseres afwisselend met haar zus gaan doen. Dit voelde als werk waarbij haar broer stuurde in de verzorging. Ook het opnemen van verlof moest worden besproken met de broer van eiseres en door hem worden geaccordeerd.
3.3.
De stelling van het UWV dat eiseres vrijheid had bij het bepalen van de inhoud van de zorg en het nemen van beslissingen is volgens eiseres geen reëel argument, omdat iedere zorgverlener in meer of mindere mate zelf invulling geeft aan de zorg. Er wordt nooit continu aangestuurd. Bovendien is dit geen voorwaarde voor het aannemen van een gezagsverhouding, zo blijkt uit rechtspraak over flitsbezorgers.
3.4.
Overigens is het onjuist dat de moeder van eiseres bij haar in huis verbleef. Eiseres woonde met haar gezin in een ander, zelfstandig deel van het ouderlijk huis. Net als haar zus. Eiseres verzorgde haar moeder vier dagen per week, haar zus drie dagen.

Verweer

4.1.
Het UWV heeft in reactie op de beroepsgronden gesteld dat uit de zorgovereenkomst onvoldoende blijkt van gezag, omdat daarin essentiële afspraken ontbreken over werktijden, overuren, ziekteverzuim, het afdragen van premies en vakantiedagen. Ook de feitelijke uitvoering van zorgtaken door eiseres en haar broer biedt volgens het UWV onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake was van gezag. Niet is gebleken dat eiseres van haar broer opdrachten en aanwijzingen kreeg over de wijze waarop de werkzaamheden verricht moesten worden en ook niet is gebleken van gezaghebbende controle door haar broer op de voortgang en resultaten van de zorgtaken van eiseres. Er werd gezamenlijk besloten over de aanpak en zorgbehoeften van moeder.
4.2.
Ten overvloede merkt het UWV op dat de verhouding tussen eiseres en haar moeder wezenlijk verschilt met die in de uitspraak van de CRvB van 24 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:252).

Juridisch kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden geweigerd heeft aan eiseres met ingang van 20 juni 2023 een WW-uitkering toe te kennen.
Omdat eiseres met ingang van 1 september 2023 weer werkzaamheden is gaan verrichten, loopt de te beoordelen periode van 20 juni 2023 tot 1 september 2023.
6.2.
Het UWV heeft aan eiseres een WW-uitkering geweigerd omdat zij niet als werknemer kan worden aangemerkt.
6.3.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de WW is een werknemer de natuurlijke persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. Van een publiekrechtelijke dienstbetrekking is in dit geval geen sprake.
Voor het aannemen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking moet volgens vaste rechtspraak sprake zijn van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon. Voor de toetsing of een rechtsverhouding beantwoordt aan de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst moet de vraag worden beantwoord welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Daarbij moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Verder moeten niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking worden genomen die partijen bij het aangaan van hun rechtsverhouding voor ogen stonden, maar moet acht worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Daarbij is niet één enkel element beslissend, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien. Niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat, is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. [1]
Op grond van vaste rechtspraak geldt ook bij een arbeidsverhouding tussen partijen die tot elkaar in een familierechtelijke betrekking staan als maatstaf voor de vraag of sprake is van een gezagsverhouding of gezegd kan worden dat degene die arbeid verricht aan gezag is onderworpen van de wederpartij. Van gezag zal sprake zijn als laatstgenoemde bevoegd is om opdrachten en instructies te geven en om controle uit te oefenen op de voortgang en resultaten van het werk. Het bestaan van een familierelatie is een element dat mede betrokken dient te worden in de beoordeling. [2]
6.4.
Omdat eiseres een aanvraag heeft ingediend voor een WW-uitkering ligt het in beginsel op haar weg om aan de hand van objectieve en controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat zij daarop recht heeft. Dit brengt met zich mee dat eiseres aannemelijk dient te maken dat er een privaatrechtelijke dienstbetrekking bestond.
6.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat er een verplichting was tot het persoonlijk verrichten van arbeid en betaling van loon. Partijen zijn alleen verdeeld over de vraag of sprake was van een gezagsverhouding.
6.6.
De rechtbank acht het begrijpelijk dat in een situatie als deze opgemaakte zorgovereenkomst niet alles tot in detail geregeld is/kan worden, mede omdat het ziekteverloop van de zorgbehoeftige niet te voorspellen is. Desalniettemin zijn in de overeenkomst in het geheel geen afspraken opgenomen over een aantal essentiële onderwerpen van een arbeidsovereenkomst, zoals onder meer werktijden en vakantiedagen, vakantietoeslag, de procedure rond ziekmelding en vervanging bij ziekte en verlof. In de zorgovereenkomst is slechts in algemene bewoordingen vermeld dat eiseres op dinsdag, woensdag, vrijdag en zaterdag 8 uur per dag zorg verleent en verantwoordelijk is voor de persoonlijke verzorging, huishoudelijke taken, individuele begeleiding en het aanbrengen van structuur in de dag van haar moeder. Daarnaast duidt de feitelijke invulling van de zorgovereenkomst naar het oordeel van de rechtbank niet op een bij werknemers gebruikelijke gang van zaken. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij op papier 32 uur per week zorg verleende maar dat dat in de praktijk veel meer was en dat zij ook in de avonduren stand-by stond om voor haar moeder te zorgen. Verder heeft zij ter zitting verklaard dat zij ook om die reden met haar gezin naar de ouderlijke woning is verhuisd. Dat getuigt zonder meer van een te respecteren grote inzet voor en betrokkenheid van eiseres bij het welzijn van haar moeder, maar wijst naar het oordeel van de rechtbank tegelijkertijd op omstandigheden die in een reguliere arbeidsrelatie niet voorkomen en die niet vergelijkbaar zijn met de omstandigheden waaronder een professionele zorgverlener de werkzaamheden zou hebben verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank werd de relatie tussen eiseres en haar broer (als vertegenwoordiger van hun moeder) met name beheerst door de familieverhouding. Uit de door eiseres overgelegde stukken, waaronder WhatsApp-berichten, leidt de rechtbank niet anders af. Ook daaruit blijkt niet dat er een bepaalde mate van ondergeschiktheid was, er aan eiseres bindende aanwijzingen werden gegeven, er controle plaatsvond of dat eiseres ter verantwoording werd geroepen over de wijze waarop zij de werkzaamheden uitvoerde en dat er dus sprake was van een gezagsverhouding. Daarmee is er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking, kan eiseres niet worden aangemerkt als werknemer en heeft zij geen recht op WW. Het besluit van het UWV, waarbij aan eiseres een WW-uitkering is geweigerd, houdt dan ook stand.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat er voor eiseres niets verandert.
Als gevolg daarvan heeft eiseres geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier op 18 juli 2024 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Werkloosheidswet
Artikel 3
1. Werknemer is de natuurlijke persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat.
Artikel 15
Met inachtneming van de artikelen 16 tot en met 21 en de daarop berustende bepalingen heeft de werknemer die werkloos is recht op uitkering.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 maart 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:479).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 23 januari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:156), 28 april 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1759) en 7 december 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BU7413).