In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van 9 november 2023, waarin de rechtbank had bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken op het bezwaar moest beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en verplicht hen om alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft gehandeld. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat het niet aan hen is om een structurele oplossing te bieden voor de capaciteitsproblemen van de Dienst Toeslagen.