ECLI:NL:RBZWB:2024:4546
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van belastingaanslagen en verzoeken om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/3533 en 23/3534, waarin belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2018 en 2019, waarbij de inspecteur eerder de aanslagen had verminderd tot nihil. Belanghebbende stelde dat zijn verzamelinkomen voor 2018 op € 5.180 en voor 2019 op € 6.002 moest worden vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen procesbelang had bij deze procedure, omdat hij niet in een betere fiscale positie zou komen.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, maar de rechtbank oordeelde dat de inspecteur dit verzoek terecht had afgewezen, aangezien belanghebbende geen hoorgesprek had bijgewoond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de rechtbank onbevoegd was om hierover te beslissen, en het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen, omdat de redelijke termijn nog niet was verstreken. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waardoor de navorderingsaanslagen en de bijbehorende beschikkingen in stand blijven, en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.